235
er nog zooveel op losse schroeven staat. Echter heeft uitstel tot
het volgende nummer van het Tijdschrift weinig zin, omdat dan een
opstel als dit volkomen mosterd na den maaltijd zou zijn.
Na met het bovenstaande mijn scrupules te hebben blootgelegd,
wil ik dan maar beginnen, bij voorbaat clementie inroepende voor
eventueele onjuistheden of fantasieën, die onherroepelijk na ver
loop van tijd zullen worden ontdekt. Ik voor mij vraag den lezer
mij nimmer aan het geschrevene te willen binden. Ik schrijf dus
„vrijblijvend
Reeds een paar jaar geleden werden er plannen gemaakt om tot
een soort organisatie te geraken, waarbij het mogelijk zou zijn snel
ler en doelmatiger grootere landmeetkundige opdrachten, waaraan
veel zuiver technisch werk verbonden was, af te doen. Met zuiver
technisch werk bedoel ik landmeetkundig werk, ontdaan van het
min of meer specifiek kadastrale element. Een organisatie, die er
op gericht is te werken in het bestaande Kadaster met zijn dool
hoven van redres of verwijzing, oude meetcijfers, grensbepalingen,
rectificaties van acten en dergelijke, behoeft niet ook de geschikte
eigenschappen te bezitten om er vlot nieuw werk mee te kunnen
verrichten. Er worden in beide gevallen andere eischen aan het
personeel gesteld en ook aan de samenstelling daarvan, die ten
slotte zoo zeer uiteen loopen, dat een organisatie ,,a double usage
niet langer wenschelijk is. Blijkbaar was thans voor den Land
meetkundigen Dienst van het Kadaster het moment aangebroken
tot een splitsing in de organisatie en daarmee tot een soort van ar-
beidsverdeeling over te gaan. Het is bekend, dat de beslissende en
laatste stoot hiertoe gekomen is uit de cultuurtechnische richting.
Min of meer plotseling moesten van die zijde zware eischen gesteld
worden aan de kwaliteit van de kadastrale kaart en aan de vlot
heid voor wat betreft het tot stand brengen van landmeetkundige
resultaten. Het werd nu voor het Kadaster zaak alle zeilen bij te
zetten. Het bleek dat er een dusdanig beroep op de organisatie werd
gedaan, dat alleen door het scheppen van den nieuwen dienst aan
de nieuwe behoeften kon worden voldaan. De eischen aan het
Kadaster gesteld werden daarmee als redelijk erkend, terwijl tevens
werd te kennen gegeven krachtig te willen meewerken aan het werk
van de cultuurtechniek, door het Kadaster in staat te stellen zijn
taak hier naar behooren te kunnen vervullen. Mijns inziens komt
voor de gekozen oplossing een woord van lof toe aan den Cul-