250
vereeniging werd opgemerkt: Ons ontbreekt een kadasterwet. Is
dat ook nu nog niet het geval?
Inleider heeft vooral gepleit voor een doelstelling ten behoeve
van de hermetingen. Is eenzelfde doelstelling ook niet noodig voor
de niet-hermeten terreinen?
Ten slotte vraagt spreker, of de tegenwoordig doorgevoerde
splitsing van het administratieve en het technische gedeelte van het
Kadaster wel logisch is.
De heer Hoving merkt op, dat inleider niet over de perso-
neelsquaestie heeft gesproken. Hoe denkt Pro/. Tienstra echter over
het artikel van den heer IV. Smit in het juist verschenen Tijdschrift?
Spreker waarschuwt er tegen om den gewonen dienst te veel te
verzwakken. Reeds nu ziet men een groote vlucht van het kapi
taal naar den grond, met als gevolg een groeiend aantal posten
register 9.
De heer G r e v e is van meening, dat ons Kadaster ook zonder
officieele doelstelling wel op den juisten weg blijkt te zijn. Ook
wordt het groote nut van hermetingen thans wel algemeen erkend.
Het voorname struikelblok bij de uitvoering is echter het kosten-
probleem. In dit geval is dat identiek met het personeelsprobleem.
Kan inleider meedeelen, hoe hij dit wil oplossen?
Prof. T i e n s t r a beantwoordt hierna de verschillende opmer
kingen en vragen. Aan den heer Rietsema antwoordt hij, dat hij
graag spoedig aan den slag wil. IJveren voor wijziging van het B.W.
lijkt hem daarom een te lange weg. Wij moeten, aldus inleider,
kleine wijzigingen van de grenzen in het Kadaster willen sanction-
neeren. Bij de delimitatie kan het oude veldwerk dikwijls beter in
lichtingen geven dan partijen zelf. Spreker verwijst naar een ar
tikel van den heer Vermeulen, die schrijft, dat volgens de ervarin
gen in Zwitserland het complex van juridische bepalingen van min
der belang wordt, naarmate men een technisch beter kadaster heeft.
Naar aanleiding van de vraag van den heer H. Pieters zegt
spreker, dat hij geen letterperceelen wil. Wel wenscht hij een spaar
zame opneming van cultuurgrenzen. De bezwaren van de overdracht
van cultuurperceelen wil hij ondervangen door invoering van re
pressief toezicht. Op grond van een enkele jaren geleden door het
kantoor Haarlem ingesteld onderzoek is spreker van gevoelen, dat
dit toezicht zeer eenvoudig kan zijn.
In tegenstelling met den heer Glerum lijkt het inleider noodig, dat