LANDMEETKUNDE. Het gebruik van den planimeter. F. H a r k i n k. Landmeter van het kadaster, Rotterdam De bepaling van de grootten der perceelen met behulp van den planimeter is altijd minder nauwkeurig geacht dan die uit meetge- tallen. Hieruit volgt niet dat daarom alle grootten uit meetgetallen bepaald moeten worden. Er zijn uitgestrekte gebieden, waarbinnen de allernauwkeurigste groottebepaling thans en in de naaste toe komst niet noodig is, waar de planimeter dus gebruikt mag worden en zelfs gebruikt moet worden wanneer daarmede besparing van tijd verkregen kan worden. Wordt bij hermeting van dergelijke terreinen volstaan (m.i. terecht) met het vervaardigen van een grafisch kadaster en gaat ook de bijhouding niet boven dit doel uit, dan moet men zich wel beperken tot een grafische groottebe paling; in vele zoo niet de meeste gevallen zal de planimeter het snelst en het gemakkelijkst tot een resultaat voeren. Den laatsten tijd hoort men wel de stelling verkondigen, dat ook wanneer de grootte zeer nauwkeurig bekend moet zijn (gebied I, Handleiding voor de technische werkzaamheden van het kadaster, 1938, blz. 11), de planimeter gebruikt kan worden. Ik onderschrijf deze stelling, mits A. de planimetreering geschiedt op een zelfstandige kaarteering op groote schaal (1 a 250, 1 a 500); B. een schijfpoolplanimeter gebruikt wordt van uitstekend fabri kaat en voorzien van een omlooploupe („Saphir" bij het fabrikaat Coradi) C. dit instrument geregeld (bv. jaarlijks) door een deskundige schoongemaakt en gerevideerd wordt; D. men ten aanzien van de opstelling en het verdere gebruik van het instrument bepaalde, hieronder nader te omschrijven, voor schriften in acht neemt. Uit mijn ervaring meen ik te kunnen vaststellen, dat dan de resultaten op zijn minst gelijk gesteld kunnen worden aan die ver-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1940 | | pagina 3