41
geweldige financieele gevolgen kan hebben, een klare duidelijke uitspraak van
ons hoogste rechtscollege kan worden vermeld.
W.P.N.R. 3646.
Hierin bespreekt Prof. Holleman een publicatie getiteld „Rechtshistorische ju
risprudentie uit de jaren 19131935", waarin de S. nog een aanvulling geeft van
allerlei publicaties in genoemd werk niet voorkomend. Vele hiervan slaan op
zakelijke rechten, weshalve wij hier de aandacht op dit No. vestigen.
Het Weekblad voor Gemeentebelangen (1939/2) bevat een artikel van den
landmeter A. Govers getiteld: Grensuitzetting door het Kadaster, waarin de S.
terecht veroordeelt, dat dikwijls gemeentepersoneel Op de gemeenteplans uitpas-
singen verricht en daarmee z.g.n.kwesties oplost. Waarop volgt een uiteenzet
ting van de waarde dier „prenten" en van de kadastrale gegevens in het alge
meen, waarmede wij het in groote trekken wel eens kunnen zijn, al is hier „pour
besoin de la cause" n.o.m. teveel de nadruk gelegd op de beruchte „afronding
der perceelgrenzen in meters". Wij hebben nogal wat veldwerk uit de jaren
1826/7 moeten hanteeren en weten daardoor, dat de landmeters der oorspronke
lijke kadastreering beter werk hébben geleverd dan voorschriften zouden doen
vermoeden.
Zoo moeten wij ook bezwaar maken tegen de zinsnede over de werking der
verjaring als een „straf" voor den eigenaar en de opmerking plaatsen, dat het
belangrijkste criterium, „de goede trouw", n.b. uit de opsomming der essentialia
van de „acquisitieve" verjaring is weggevallen.
In het Journal du Géomètre Expert (Belgisch) van 1939-3e trimester is op
genomen een voordracht van Me Cayphas, candidaat-notaris, over den ver
diepingseigendom, waarin men in kort bestek nog eens besproken vindt de vele
vragen, die zich voordoen bij het maken van de akten van overdracht en het
redigeeren der bouwcontracten.
Het Belgische Tijdschrift voor Landmeetkunde en Schattingswezen (1939 afl.
1is geheel gevuld met een rede van Baron Houtart, Gouverneur van Brabant,
over „Stedebouw en Wet", waarin deze de vele problemen behandelt, die hier
bij ter sprake kunnen komen.
De Redactie zegt in een voorwoord o.a.: „De meetkundigen en de landmeters
hebben in dezen een heiligen plicht te vervullen. Zij zijn de bewaarders en be
schermers van den eigendom en al de vraagstukken die ermede in verband staan
moeten hunne belangstelling levendig houden. Inderdaad het element van den
eersten rang, de grondslag zelf van den stedebouw is de grond."
De Jubileum-Uitgave van het Driemaandelijksch Tijdschrift van het Verbond
van Belgische Maatschappijen van Landmeters, dat de heer Van Hoecke als
feestgave aan zijn ambtgenooten aanbood (zie T. 1939/185) mag in deze ru
briek niet onbesproken blijven. Een beschouwing over den inhoud der vele ar
tikelen zou te veel plaatsruimte vergen, er zijn echter verscheidene onder die de
aandacht van onze lezers verdienen.
Wie reeds eerder kennis maakte met de geestesproducten van den S. zal zijn