50
Men moet het teruggrijpen op den meetkundigen grondslag ruim opvatten.
De heer Haasbroek meent, dat men bij voortbouwen op huishoeken en
dergelijke punten toch wel een opeenstapeling van fouten krijgt en daardoor een
verloop van de nauwkeurigheid, vooral bij de kaarteering.
Prof. T i e n s t r a, nogmaals het woord krijgend, merkt op, dat hermeten zeker
een belangrijke bezigheid is, maar dat de bijhouding belangrijker en moeilijker is.
Hierover is nog lang niet het laatste woord gezegd. Allereerst komt hier de
gedachte weer om den hoek, dat men hermeet voor eens en altijd. Is het moge
lijk een hermeting voor éénmaal te doen en ze dan eeuwig op hetzelfde peil te
handhaven? In Duitschland ziet men een streven in die richting. Daar is soms
de heele meetkundige grondslag uitgehakt in het wegdek. Dit gaat te ver.
Men stelle eerst vast, voor hoe lang de hermeting kan en moet dienen. Bij
de bijhouding verdient de grafische methode een voorname plaats. De commissie
voor de H.T.W. heeft dit ook zoo bekeken. Bij de door haar aangewezen op
lossing is uitgegaan van de gedachte, dat men twee soorten meetcijfers moet onder
scheiden: absolute cijfers, dienende voor de vastlegging aan den technischen
grondslag en natuurlijke maten, als de breedte van een gang, van een perceel.
Deze laatste, de zoogenaamde kortgesloten maten, zijn het belangrijkst. Zoo
komt het probleem der bijhouding in een geheel ander licht te staan.
Op dit eene punt bestaat er verschil van meening tusschen inleider en spreker.
Inleider wil nieuwe meetlijnen altijd aansluiten aan den meetkundigen grondslag
om op die wijze een opeenstapeling van fouten te voorkomen. De H.T.W.-com-
missie vindt, dat aanmeting aan solide terreinvoorwerpen ook voldoende is. Deze
meening is gebaseerd op een practijk van 100 jaar. Er zijn oude plans, die een
eeuw lang grafisch zijn bijgehouden en die nog zeer goed zijn. Wij moeten ons
niet verliezen in den gedachtengang, dat we nooit opnieuw zullen hermeten.
Het beste, het absolute meetcijferkadaster, is wel eens de vijand van het goede,
het grafisch bijgehouden kadaster.
De heer Haasbroek is het in hoofdzaak met Prof. Tienstra eens. Ook in
leider verwacht geen hermeting voor de eeuwigheid.
De heer Smits brengt de hermeting Dieren ter sprake. Daar geldt het voor
schrift van bijhouding met onverzwakte nauwkeurigheid. Uit een elfjarige er
varing is spreker gebleken, dat dit in het Dierensche systeem mogelijk is. Daar
tegenover noemt spreker het hermeten blad Noordwijk, dat grafisch is bijge
houden en dat nu al afwijkingen vertoont van 1 Dit pleit niet voor de
grafische methode.
Prof. T i e n s t r a merkt op, dat er nog kwaliteiten van grafisch bijhouden
zijn. De H.T.W.-commissie heeft zekere eischen gesteld.
De Voorzitter sluit de discussies over dit onderwerp met de verklaring,
dat de vergadering met veel aandacht de lezing en de bespreking heeft gevolgd
en veel interessants heeft gehoord over de hermetingsproblemen van een groote
stad. Spreker brengt den heer Haasbroek hartelijk dank voor zijn keurige
voordracht.
Besprekingen in verband met het lidmaatschap der Nederlandsche Landmeet
kundige Federatie (N.L.F.).
Niemand verlangt hierover het woord.