LANDM EE TKUNDE Over kijkers voor meetinstrumenten. Heinrich Wild Jr., Aarau: Meetinstrumenten worden wat vorm en grootte betreft in be langrijke mate bepaald door den kijker. In het bijzonder geldt dit voor de hoogte van universeele theodolieten. De kijker heeft tot taak een richting, b.v. de onzichtbare verbindingslijn van standplaats met richtpunt, voor een oogenblik vast te leggen en daardoor voor me tingen geschikt te maken. De kenmerken van een kijker zijn: de ver grooting, de helderheid, het gezichtsveld en de lengte. In zijn eenvoudigsten vorm bestaat een meetkijker uit een objec tief, in welks binnenbrandpunt zich een meetmerk dradenkruis) be vindt, en een oculair. De vizierlijn van den kijker is bepaald door het optisch middelpunt van het objectief en het meetmerk, terwijl het oculair dient voor het bekijken van objectief beeld en meetmerk. Deze oorspronkelijke vorm is afkomstig van den beroemden astronoom Joh. Keppler 1571 1630) en wordt kijker van Keppler of as tronomische kijker genoemd. Deze kijker geeft een omgekeerd, meestal vergroot, beeld. In den loop der eeuwen hebben deze vizierinrichtingen in vele op zichten verbeteringen ondergaan. Ten tijde van Keppler waren achromatische lenzenstelsels nog niet bekend. Om bij een bepaalde vergrooting een bruikbaar beeld te krijgen, moest men een oculair met een niet al te kleinen brandpuntsafstand combineeren met een éénlenzig objectief met grooten brandpuntsafstand (V= f0bj- /bc-) Daar de kijkerlengte gelijk is aan de som van de brandpuntsafstan den van objectief en oculair, (L fobj- foc verkreeg men lange onhandige kijkers. Met der tijd gelukte het achromatische lenzen stelsels te construeeren. Men verkreeg hierdoor bij denzelfden brandpuntsafstand een veel grooter bruikbaar beeldvlak. Gevolg was het gebruik van objectieven en oculairen met kleineren brandpunts afstand en dus kortere kijkers. Toch kunnen op deze wijze kijkers slechts tot een zekere grens worden verkort. Het is n.l. raadzaam

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1940 | | pagina 61