62 den brandpuntsafstand van een oculair voor meetkijkers niet kleiner te kiezen dan 910 mm, omdat anders een goed objectief beeld door de afbeeldingsfouten van het oculair weer zou worden bedorven. Ook de kruisdraden zouden naar de randen van het gezichtsveld snel vervagen. Bovendien stelt het achromatiseeren van het objectief grenzen aan de verhouding van brandpuntsafstand en diameter. Hierdoor wordt ook de lichtsterkte, de helderheid van den kijker be perkt, daar deze afhankelijk is van den diameter van het objectief en den brandpuntsafstand van het oculair. Wil men dus een kijker van voldoende helderheid maken, dan is de brandpuntsafstand van het objectief niet willekeurig te verkorten. Men zocht daarom naar andere wegen om de kijkers klein te hou den ten einde een compact instrument te kunnen bouwen. Zoo ont stonden de prismakijkers, die tengevolge van de optische vermenig vuldiging van de lengte zeer kort gehouden zijn. Als meetkijker wor den zij echter slechts met zwakke vergrooting gebruikt, daar een on veranderlijke optische as, ten gevolge van mogelijke verschuiving van de prisma's niet voldoende zeker is. De prismakijkers hebben vooral ingang gevonden als verkenningskijkers. In 1908 werd de focusseerende lens bij den bouw van meetinstru menten ingevoerd. Dit was een omwenteling in den instrumenten- bouw. In de eerste plaats werd hierdoor de kijker beschut tegen het indringen van water en stof, in de tweede plaats werd het uitschui ven van het oculair overbodig, zoodat men kijkers van constante lengte verkreeg. Deze constructie gaf bij gebruik van een negatieve focusseerende lens, naast andere voordeelen, een aanmerkelijke ver korting van den kijker. Het is thans mogelijk goede meetkijkers te construeeren die 40% korter zijn dan uit hun objectief- en oculair brandpuntsafstanden zou volgen. Een nog grootere verkorting door nog sterkere negatieve lenzen is niet doelmatig, daar dan o.a. de chromatische afwijkingen van het objectiefsysteem te groot worden. Deze afwijkingen kunnen, indien de eisch van een voldoend licht- sterken kijker wordt gesteld uittreedpupil niet kleiner dan 1,5 mm) met de op het oogenblik ten dienste staande optische middelen niet verder gereduceerd worden. We zullen nu iets nader op de afbeeldingsfouten bij kijkers in gaan. Bij meetkijkers corrigeert men zooveel mogelijk: de sferische afwijkingen, de sinusvoorwaarde, de chromatische en de astigmati- sche afwijkingen. De sferische afwijkingen en die van de sinusvoor-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1940 | | pagina 62