63 waarde kunnen geheel gecorrigeerd worden. Het astigmatisme van het objectief is ten gevolge van den kleinen beeldhoek van geen ge wicht, dat van het oculair kan binnen draaglijke grenzen gehouden worden. De chromatische afwijkingen kunnen echter slechts in be perkte mate gecorrigeerd worden. Door doeltreffende keuze van de glassoorten en juiste bepaling van de sterkte der samenstellende enkelvoudige lenzen, is het mogelijk voor twee kleuren, b.v. geel en blauw of rood en blauw, de beelden, voor wat betreft ligging en grootte, samen te laten vallen. Voor de andere kleuren, ook de tus- schenkleuren, blijven dan aanmerkelijke fouten over. Deze restfouten van een onvoldoende kleurencorrectie noemt men: secondair spec trum. Dit secondaire spectrum heeft ten gevolge, dat men in de plaats van één beeldvlak, voor iedere kleur een ander beeldvlak krijgt (zie fig. 13). Dit door en over elkaar vallen van de beeldvlakken van verschillende kleur is voor meetkijkers zeer schadelijk, daar, al naar belichting en kleur van de omgeving van het richtpunt, op een foutief beeldvlak kan worden ingesteld, waardoor kleine parallaxfou- ten insluipen, die vooral bij de triangulatietheodolieten de richtfou- ten ontoelaatbaar beïnvloeden. Deze richtfouten kunnen een meer voud van de overige instrumentenfouten uitmaken. Apochromaten, dat zijn beter gecorrigeerde lenzensystemen, komen voor meetkijkers niet in aanmerking, daar zij te licht-zwak zijn. De sterkte van de focusseerende lens heeft zeer grooten invloed op het secondaire spectrum. Met het toenemen van de door de fo cusseerende lens bewerkte brandpuntsvergrooting van het objectief, groeit het secondaire spectrum. Fig. 14 geven de beeldfouten van verschillende objectieven. Fig. 1 van een achromatisch objectief zon der focusseerende lens, fig. 2 met zwakke, fig. 3 met sterke focus seerende lens. Kijkers met restfouten, zooals deze in fig. 3 zijn voor gesteld, voldoen in de kleinere brandpuntsafstanden toch nog altijd voor theodolieten met gemiddelde nauwkeurigheid. De doorslaghoogte (halve kijkerlengte) van den kijker volgens fig. 1 bedraagt 225 mm, volgens fig. 2, 180 mm, volgens fig. 3, 133 mm. Die van de nieuwe hieronder beschreven spiegellenzenkijker volgens fig. 4 is 75 mm. Nadat het gelukt was instrumenten te bouwen met een zeer groo- te nauwkeurigheid der assen 1 seconde) en van de randaflezing 1/10 seconde en minder) werd de opgave gesteld, de hierboven ge noemde, zeer schadelijke richtfouten terug te brengen tot het peil

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1940 | | pagina 63