96 Vijftig jaar geleden. (Vervolg van blz. 60.) Uit het verslag citeeren we: „De meest geestdoodende kadastrale arbeid is voorzeker de berekening van de inhoudsgrootten van perceelen. Een eerste poging om tot vereenvoudiging te komen was de constructie van een instrument, „transformateur" geheeten. Dat hulpmiddel is reeds zoo goed als opgenomen onder de kadastrale antiquiteiten; het wordt vervangen door een uitvinding, ingenieus in ieder opzicht, door den planimeter." Ook in deze uitspraak over de oppervlakteberekening is wel een verandering in de laatste vijftig jaren te constateeren, want dit werk zal nu in het algemeen niet meer geestdoodend genoemd worden, waar het uit meetgetallen gebeurt, of uit een kaarteering op groote schaal. De coördinatograaf zal zeker de belangstelling hebben getrokken, omdat het ontwerp van een Nederlandschen landmeter afkomstig was. Het ontwerpen van een nieuw hulpmiddel voor de landmeetkunde is niet iets dat dagelijks voor komt onder hen die er toch het meest mee vertrouwd moeten zijn. Vijftien jaar geleden construeerde Prof. D i e p e r i n k zijn waterpasbaak en zijn polygo- neerstatief. Van dezen tijd zijn te noemen de instrumenten die Prof. Scher- m e r h o r n ontwierp voor de kaarteering uit luchtfoto s, de radiaaltriangulator en de calqueerstereoscoop, uitgevoerd door De Koningh te Arnhem, waar ook het instrument voor indirecte afstandmeting in bewerking is, waarbij de baakaflezing wordt vervangen door een fotografische vastlegging. Het aflezen wordt hierdoor van een veldwerkzaamheid tot kantoorwerk gemaakt, zooals dit door Kruidhof werd uitgedacht. Heeft H a r k i n k alleen enkele onderdeelen van de rekenmachine op zijn debet, de mogelijkheden, die er in de Brunsviga-rekenmachine schuilden voor land meetkundig werk, zijn door zijn vele publicaties meer en meer aan het licht ge komen. Vergeten we hierbij niet de nomogrammen die door Prof. T i e n s t r a zijn ontworpen, dan heeft deze tijd weer een groote vermeerdering van instrumenten gegeven, waarvan de geestelijke vaders tot de Nederlandsche landmeetkundigen behooren. In vijftig jaren is het aantal instrumenten ten gebruike van de land meetkunde, zooals te verwachten was, sterk toegenomen, ofschoon er verschil lende zijn vervangen of geheel in onbruik geraakt. Het gebruik van de sextant, waarmee bij de riviermetingen nog gewerkt werd, is tot het verleden gaan be hooren. De équerre handhaaft zich nog alleen in de literatuur. Wel heel sterk is het uiterlijk van sommige instrumenten in den loop der jaren veranderd. Om hiervoor een verklaring te vinden, en het kenmerkende te ontdekken, sloeg ik het artikel op van Mr. J. Best: „De plaats van het Kadaster in den Staat", gepubliceerd door de Nederlandsche Landmeetkundige Federatie in 1938. Best schreef daarin ongeveer; „Projecteer de gebeurtenissen, ook de kleine, met als achtergrond de geschiedenis van de samenleving, en veel zal II duidelijker worden." Hij ziet in de algemeene ontwikkeling onder andere een opbloei van de wetenschap, vooral van de technische. (Wordt vervolgd.) v' d. W.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1940 | | pagina 96