7=1=** of: x y tg (p a fo tg 9? 0. f '<1 tg <P K a b '9 9) 0. A f B C£= 0 110 èh is dus350 I De vergelijking in rechthoekige coördinaten van de rechte door het punt met coördinaten a, b, die een hoek <p maakt met de posi tieve richting van de y-as, is: x a In homogene coördinaten: Vergelijkt men dit resultaat met de schrijfwijze: dan ziet men dat B -^ tg 9 waaruit volgt, dat twee rechten: Aj f 4- B\ vi -f- Ci 0 en A2 f Bï v\ -|- C2 0 evenwijdig zijn als: (5) A, Ai P) Het oneigenlijke punt van de eerste lijn heeft tot coördinaten- greep: Bi- A, 0 en dat van de tweede lijn: 1 Bi\ Ai0 j (vergelijk met het boven gegeven getallenvoorbeeld). Zijn de lijnen evenwijdig en is dus voldaan aan (5), dan hebben beide rechten hetzelfde oneigenlijke punt. Omgekeerd kan men dus ook zeggen: twee rechten zijn evenwijdig als ze elkaar in een oneigenlijk punt snijden. Evenwijdigheid kan als een gewoon geval van snijding worden behandeld. De algebra in homogene coördinaten heeft der halve het voordeel, dat evenwijdigheid en snijding niet behoeven te worden onderscheiden. Geeft men van een lijn het oneigenlijke punt, dan geeft men de richting van de lijn. 3. Onder de coördinatensystemen zijn de in het volgende be handelde vooral belangrijk, omdat de graad van de vergelijking

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 112