119 a ei 2 X Opp. A EBC b e2 2 X Opp. A EC A ce3 =- 2 X Opp. A fiAB. Omdat E in het zwaartepunt ligt, zijn de oppervlakten dezer drie hoeken gelijk, waardoor dus: a li q'b lt c U. Hierin is: alt2 Opp. A P B C bk 2 Opp. A PC A c h 2 Opp. A P A B, zoodat dus bij dit coördinatenstelsel de verhouding der coördinaten gelijk is aan de verhouding van de oppervlakten van de drie boven genoemde driehoeken. Men moet er op letten, dat een oppervlakte positief moet worden geteld, als het doorloopen van den omtrek P BC geschiedt in een aangewezen richting, b.v. in die waarin de omtrek van A ABC wordt doorloopen. In figuur 2 is oppervlakte A P A B negatief, de beide andere zijn positief. Laten de rechthoekige coördinaten van A zijn xa en yt, die van B xb en Vh en van C xc en yc. Die van E zijn dan: r x" xc ya y6 y, x<- 3en y= De homogeen gemaakte rechthoekige coördinaten zijn hieronder neergeschreven, met er achter de zwaartepuntscoördinaten. C Fig. 2.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 121