x—"T v r f i' r 120 I 1: 0; OS I 010 00; 1 I 1; 1; 1 I A \xa-,ya;\\ B I x6tj6 i 1 j C=\xc;yc; 11 E=\xa xt xc; ya y6 yc-' 31 Men kan nu de transformatieformules berekenen. De formules (12) leveren: pi xa A\ p-2 x6 A2 pi xc -f- Aa pt(xa xt x) Ai At As pi ya Bi y„ Bi p3 yc B3 Pi (ya yb yc) Bi B* Bs pi —Ci p2 C3 p3 C3 3 Pi Ci Ci C3 waaruit volgt: pi (xa *J xj pi xa Pi xb Pi xc pi ya Vb yJ piy* p2 Vb p* yc Pi 3 pi ps P3- De verhoudingen van de p s hieruit opgelost zijn p\—pi p% pi Men kan ze dus 1 nemen; de transformatieformules worden dan: p S xa f' 4 x6 vi' xe C' iM Va Vb yC K' pK— f' V ~t~ C (-^3) Of in rechthoekige coördinaten: xn fx, V)' x yb 'A V, K' (Dit zijn de formules, zooals ze bij de berekening van het pro bleem van Snellius worden toegepast.) Uit (25) leest men af, dat de vergelijking van de oneigenlijke rechte in barycentrische coördinaten luidt: vi 0. b. De afstandscoördinaten. Legt men E in het middelpunt van den ingeschreven cirkel van A A B C, dan is ej e2 es. in welk geval dus: U v\ li h. Nu zijn de coördinaten evenredig met de lengten van de loodlijnen uit het punt op de zijden van den driehoek neergelaten.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 122