130
Literatuuroverzicht.
1. Boekbeoordeeling.
J. W. N. Le Heux, Hoogleeraar aan de Kon. Militaire Aca
demie, Beginselen der Nomographic, beknopte handleiding voor
graphische formule-berekening; tweede druk; VIII 120 blz.,
15X21 cm, 50 figuren en 100 vraagstukken, Deventer, ;E. E.
Kluwer, 1941.
Blijkens het voorbericht heeft de schrijver een behandeling van de stof willen
geven, die van den lezer, behalve de gewone kennis van de lagere wiskunde,
slechts eenig begrip eischt van de analytische meetkunde.
Het bespreken van een werkje als het onderhavige is altijd een precaire ge
schiedenis. Een behoorlijke mate van welwillendheid dient daarbij op den voor
grond te staan: immers de schrijver roept bij voorbaat onze clementie in, wan
neer hij beweert min of meer een popularisatie van het onderwerp te beoogen.
Ontslaat dit echter den schrijver van den plicht zich zoo streng en ondubbel
zinnig mogelijk uit te drukken en een strakke ontwikkeling te geven? Ik meen
van niet en ik denk dan ook dat velen met mij zullen vallen over de vrij tal
rijke onvolkomenheden, die op deze gebieden voorkomen. Zoo wordt op pag.
48 geschreven over een stel concentrische lijnen, waarmee bedoeld wordt een
stel lijnen door één punt. Hier had dus „concurrente in plaats van „concen
trische" gebruikt moeten worden. Op blz. 49 staat, dat nomogrammen met twee
stel evenwijdige lijnen en één stel niet evenwijdige rechten overgaan in nomo
grammen met twee evenwijdige rechtlijnige schalen en één kromlijnige schaal.
Dit is fout, want tusschen de woorden evenwijdige en rechten moet nog wor
den ingevoegd „of concurrente". (Zie de cursief gedrukte regels op blz. 48).
Op blz. 54 leest men van de „diagonaal" der nulpunten. Hiermee wordt de
verbindingslijn van de nulpunten bedoeld. Wat moet men denken van den vol
genden zin (blz. 59): „Men kan wel volstaan met regelmatige schalen, maar
moet de drie dragers dan beschouwen als de rechthoekszijden van een recht-
hoekigen driehoek met de loodlijn, op de hypothenusa neergelaten"? De drager
is de onbegrensde rechte of kromme (hier in dit verband de rechte), waarop de
schaal is aangebracht. Een rechthoekszijde is een lijnstuk.
Uit een oogpunt van logische ontwikkeling is het weinig bevredigend, dat op
blz. 59 het aflezen door middel van een transparant met 3 rechten onder hoeken
van 60° getrokken, uit de lucht komt vallen, terwijl toch vooraf slechts ge
sproken wordt over een nomogram met drie rechte schalen, waarbij de aflezing
geschiedde door een afleeslijn. Hier komt een volkomen vreemd element den nor
malen gedachtengang onderbreken, waarvan slechts verwarring bij den lezer het
gevolg kan zijn.
In het boek komt geen enkel voorbeeld voor van een volledig uitgewerkt
nomogram. Wanneer een nomogram met een figuur wordt toegelicht, geschiedt
dit slechts schematisch. Ook worden de praktische moeilijkheden, die zich bij de
constructie voordoen, nl. het zoeken van den geschikten vorm in verband met
het bereik van de veranderlijken en van eventueele moduli, onvoldoende toege
licht