RECHT EN A DMTIE. De sociaal-economische beteekenis van de ruilverkaveling Ir A. G. Swart, Adjunct-secretaris van de Centrale Cultuurtechnische Commissie, Utrecht (Lezing gehouden voor de Nederlandsche Land meetkundige Federatie op 27 Juni 1941 te Utrecht.) De ontwikkeling van de railverkaveling in ons land is wel van zeer bijzondere beteekenis geweest en moeizaam was de weg om tot het thans bereikte peil, waarop de ruilverkaveling bij wijze van spreken „gemeen goed is geworden, te geraken. Ik zal eerst met een enkel woord een overzicht van deze ontwikkeling geven en beginnen met U in herinne ring te roepen de woorden, welke onze groote landbouwkundige Dr W. C. H. Staring meer dan 75 jaren geleden in zijn Huisboek voor den Landbouw schreef, nl. dat de slechte verkaveling „een kanker in onzen landbouw was. Daarna is het vooral de Staatscommissie voor den Landbouw van 1886 geweest, die onder voorzitterschap van Mr C. Sickesz een nauwkeurig onderzoek naar den toestand van den landbouw hier té lande heeft ingesteld met betrekking tot de ligging en verdeeling der landerijen, en de aandacht op dit euvel heeft gevestigd. Zooals U wellicht bekend is, luidde haar oordeel, dat in de meeste gemeenten een grooter of kleiner deel der landerijen slecht verdeeld, nadeelig gelegen, versnipperd of van ongewenschten vorm was, terwijl de Staatscommissie voor de Bevloeiingen, welke in 1893 was ingesteld onder voorzitter schap van den heer G. van Heek te Enschede, in haar rapport schreef, dat sommige inrichtingen in het belang van den landbouw bijna niet tot stand te brengen zijn, wanneer niet een nieuwe verdeeling van het grond bezit voorafgaat. Het gevolg van het ingestelde onderzoek was, dat door die Com missie een nota omtrent samenvoeging en verdeeling van eigendommen bij de Regeering werd ingediend. Reeds in de vorige eeuw was men dus met de groote nadeelen, welke de versnippering en verspreide ligging van den grondeigendom meebrengt, bekend; interessant is in dit verband eèn in de Drentsche volksalmanak van 1838 van de hand van een landbouwer voorkomend pleidooi voor ruilverkaveling, getiteld; „Iets ter verbetering van den akkerbouw op de esschen in Drenthe welk pleidooi van zóó ruimen en vooruitzienden blik getuigt, dat het wel de moeite waard is, U dit even te laten hooren. Het luidt als volgt: „De landeigenaren in Drenthe hebben, in het algemeen, hunne akkers of bouwlanden in vele kleine en grootere akkers of perceelen over de

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 135