134
wijduitgestrekte esschen verspreid liggen, welke door hunne verspreide
ligging meer kosten van bearbeiding en bezaaijen aanbrengen, dan wan
neer dezelve, aan elkander verbonden, één gedeelte van den esch uit
maakten; trouwens, alleen de grens- of buitenvoren vernielen door hare
dubbele omploeging op een bouwland van 200 bunders, meer dan 30
mudden rogge, hetwelk, naar eene gemiddelde berekening, jaarlijks een
verlies van 120.00 aanbrengt; wanneer men daarbij nog den tijd voegt,
welke verspild wordt met de bearbeiding der akkers, die somtijds ver
van elkander verwijderd op den esch verspreid liggen, dan zal ieder land
eigenaar zijn belang inzien, om door onderlinge ruiling of wel door eene
geheel nieuwe verdeeling der esschen, zijn verspreide akkers aan elkander
verbonden te krijgen. Bij zoodanige ruiling of verdeeling zoude men
kunnen beproeven, om van de registratieregten te worden ontheven, ter
wijl de overige kosten van verdeeling rijkelijk vergoed worden door het
voordeel, hetwelk een dergelijke verdeeling zoude aanbrengen.
De voordeelen, welke aan eene verdeeling der esschen verbonden zijn,
vinden wij in de regelmatige ligging, welke men aan de akkers zoude
kunnen geven, wanneer aan ieder het eigendom op den esch op ééne
plaats aangewezen werd. Dit zoude de bewerking gemakkelijker maken,
en den eigenaar in staat stellen, om goede wegen naar zijn land te leggen,
hetwelk hem tevens zoude bevrijden dat geen zijner naburen, door over
rijden, zijn bewerkte en soms bezaaide akkers eenig nadeel toebragt.
Een landbouwer, welke zijn belang wil voorstaan, zal het hoogst nuttige
van eene nieuwe verdeeling der uitgestrekte esschen in Drenthe toestem
men, omdat hij door ondervinding het nut en voordeel heeft leeren ken
nen, dat bij scheiding en deeling van landerijen zooveel mogelijk alle
splitsing of doorsnijding van perceelen worde vermeden, en dat ieder
zijn aandeel of eigendom op een en dezelfde plaats bij elkander hebbe.
Nuttige en heilaanbrengende veranderingen moeten echter dikwijls voor
vooroordeelen wijken, en nog in den tegenwoordigen tijd zal het niet
aan landbouwers ontbreken, welke eene nieuwe verdeeling zouden tegen
werken, en door hunne stelling, om alles op den ouden voet te doen
blijven, niet vatbaar zijn, het nuttige en heilzame van eene nieuwe ver
deeling der esschen op Drenthe te willen inzien, en dit zal wel een hin
derpaal in eene gewenschte nieuwe verdeeling blijven, zoolang de weder-
strevigen door geen wet worden genoodzaakt, zich aan een dergelijken
maatregel ten opzigte der esschen te onderwerpen."
Uit deze ontboezeming van den schrijver blijkt, dat deze reeds aan
een wettelijke regeling heeft gedacht.
Ook van de zijde van het Kadaster is o.a. door wijlen de heeren
Hoffmann en Boer herhaaldelijk op de behoefte aan ruilverkaveling ge
wezen, terwijl ook de heer Polêe zich steeds als een groot voorstander
van ruilverkaveling heeft doen kennen.
Toch heeft het nog tot 1908 geduurd, dat getracht werd een wette
lijke regeling dezer aangelegenheid te verkrijgen. In dat jaar werd nl.
door de Commissie „Ontginning" uit het Nederlandsch Landbouw-Comité
een ontwerp van wet met memorie van toelichting samengesteld met de
bedoeling te trachten langs wettelijken weg tot een regeling van dit voor
onzen landbouw zoo uiterst belangrijke vraagstuk te geraken. Dit ont
werp van wet werd in 1910 bij de Regeering ingediend, die het in handen