136 1925 werd voor enkele flinke verkavelingen, o.a, die van de Hollumer Mieden, Noordlaarder Made en Nieuw-Leusen, welke belanghebbenden door de gunstige resultaten van de nabijgelegen vrijwillig tot stand ge komen verkavelingen waren aangemoedigd, tot ruilverkaveling besloten. Toch was men nog lang niet algemeen van het groote nut van ruilver kaveling doordrongen en was er ergens belangstelling voor ontstaan, dan kostte het nog heel wat moeite en moesten er nog vele besprekingen met belanghebbenden worden gevoerd om tot een aanvraag, welke geheel onverbindend was, te komen. Hier gold met recht het spreekwoord „on bekend maakt onbemind Ook de weinig gunstige [inancieele voorwaar den, waaronder de ruilverkaveling moest worden uitgevoerd, maakten deze minder aantrekkelijk. Zoo kwamen alle uit een ruilverkaveling voortvloeiende kosten voor rekening van de eigenaren met uitzondering van de helft van de landmeetkundige kosten, terwijl eerstgenoemde kosten in 10 jaren moesten wotden terugbetaald in den vorm van een ruilverkave lingsrente, waarbij door het Rijk was uitgegaan van een rente van 6%. Tot overmaat van ramp kwam daarbij nog de omstreeks 1929 inge treden crisis, welke zich ook in sterke mate op landbouwgebied deed gevoelen. Al met al was het resultaat na tien jaren arbeid, wat de opper vlakte betreft, dan ook niet groot; slechts 6800 ha waren verkaveld. Was deze oppervlakte dus betrekkelijk gering, de propagandistische betee- kenis, welke van de uitgevoerde ruilverkavelingen uitging, was daarmede omgekeerd evenredig en van fundamenteele beteekenis voor het verdere werk, waarom ze niet hoog genoeg kan worden aangeslagen. Tot dit succes heeft vooral bijgedragen de wijze, Waarop de plaatselijke com missies onder de bezielende leiding van de landmeters hun taak hebben vervuld en welke doorslaggevend geweest is voor het succes. Overal waar een ruilverkaveling was uitgevoerd, kwamen de er uit voort vloeiende voordeelen duidelijk aan het licht, hetgeen stimuleerend werkte voor volgende aanvragen. Een eerste stap, welke de uitvoering van ruil verkavelingen ten goede kwam, was de herziening van de wet in 1934, waarbij de betalingstermijn werd verlengd van 10 tot 30 jaren en de ruilverkavelingsrente werd verlaagd tot 6 overeenkomende met een rentevoet van 4%, terwijl bovendien langzamerhand was overgegaan tot uitvoering van de grondwerken in werkverschaffing met een subsidie in de arbeidsloonen. Een ingrijpende verbetering bracht echter de vervanging van de eerste ruilverkavelingswet door die van 1938. Niet alleen werd daardoor het totstandkomen van een aanvraag vergemakkelijkt, omdat niet meer zoo als voorheen de aanvraag uitsluitend kon geschieden door ten minste 14 van hen, die bij het Kadaster als eigenaren van of rechthebbenden op de in het blok van aanvraag gelegen perceelen bekend staan, maar door le öf ten minste een vijfde van hen, die bij het Kadaster als eigenaren bekend staan, 2e óf rechtspersoonlijkheid bezittende vereenigingen, in het belang van den land-, tuin-, boschbouw, en de veehouderij of vervening werkzaam; 3e öf door het Rijk, provinciën, gemeenten, waterschappen, veenschappen, veenpolders of lichamen als bedoeld in art. 155 van de Grondwet. Bovendien komt thans een veel grooter deel van de kosten ten laste van het Rijk, nl. die van de Centrale Commissie, van de hulp van het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 138