13
juister toeschijnen deze aangelegenheden scherp gescheiden te hou
den. Bovendien lijken ons de toestanden in Nederland van dien
aard, dat er van landelijke ruilverkaveling onder den rook van één
onzer steden voorloopig niet veel zal komen.
Adickes zit na zijn aanvankelijke nederlaag natuurlijk niet stil en
ook de vele voorstanders van het nieuwe instituut roeren zich in
woord en geschrift, terwijl uit allerlei Duitsche landen stemmen op
gaan, dat de bestaande machtsmiddelen van de Overheid (rooilijn-
besluiten, bouwverboden, onteigening) onvoldoende zijn om in de
behoefte aan regelmatige en tijdige voorziening met goede niet te
dure bouwterreinen te voorzien. Er moet komen een wet op de ste
delijke ruilverkaveling.
Dit gelukt Adickes echter slechts gedeeltelijk. In 1902 ziet hij zijn
streven bekroond met het tot stand komen van een wet, echter al
leen geldig voor zijn stad Frankfurt a/M, maar met de mogelijk
heid, dat ze ook voor andere steden in Pruisen toepasselijk kan
worden verklaard. Dit is ook gebeurd (1911 Posen, Köln, 1912
Wiesbaden, 1913 Griesheim, 1916 Bochum), terwijl na den oorlog
van 19141918 besloten werd de wet ook toe te passen bij den
wederopbouw der verwoeste Oost-Pruisische gebieden, voor ge
meenten met meer dan 2000 inwoners.
In Z. f. V. 1902 geeft Gebers bij den volledigen tekst van de
wet (met 57 paragrafen) een uitvoerige critiek.
De wet geldt alleen voor overwegend onbebouwde gebieden,
waarvoor een uitbreidingsplan is vastgesteld. Het algemeen belang
moet eischen, dat voor de ontsluiting van bouwterreinen en de
doelmatige vormgeving er van een ruilverkaveling zal plaats vinden.
Deze ruilverkaveling kan geschieden op besluit van den Raad of
op verzoek van meer dan de helft der eigenaren. De Regeerings-
president neemt het besluit tot ruilverkaveling en benoemt een com
missie voor de uitvoering (6 leden w.o. een rechter, een landmeter
en een schatter; voorzitter is een ambtenaar van het Regeerings-
presidium)
Op verzoek van de commissie wordt in het Grundbuch een ,,Um-
legungsvermerk" geplaatst.
Alle gronden worden tot een massa vereenigd, waarin ook de
bestaande openbare straten en pleinen worden opgenomen. Uit de
massa worden eerst de nieuwe straten en pleinen afgescheiden en
aan de gemeente toegewezen als „Abfindung" voor de ingebrachte