147
Litteratuuroverzicht (tijdschriften)
W. P. N. R. 3715. Rechtsvraag I over het vervreemden van landbouwgron
den. O.i. terecht antwoordt Prof Van Oven, dat de goedkeuring van het Pacht
bureau moet zijn verkregen als de akte wordt gepasseerd en dat het niet voldoende
is, dat ze wordt ontvangen na het passeeren van de akte en tegelijk met de aan
bieding ter overschrijving wordt overgelegd. Immers indien de goedkeuring niet
zou worden verleend, mag de akte niet worden overgeschreven en zal dus de
levering ex art. 671 B.W. niet plaats vinden.
Een andere vraag is het, of het zou worden gemerkt, als de goedkeuring later
wordt verleend en men alsnog aan den voet der akte vóór de overschrijving (en
registratie) melding kan maken van de verleende goedkeuring. En ook als men
medegaat met de opvatting, dat een verklaring in of aan den voet der akte
overbodig is, als men de goedkeuring maar mede ter overschrijving aanbiedt.
Welke opvatting echter niet wordt gedekt door de bepalingen van het besluit,
zooals ze thans luiden.
3716. Het Hoofd van het Bureau Notarieele Zaken bij den Algemeen Ge
machtigde T. C. A. Bölger geeft een bijdrage: „Het Notariaat ten opzichte van de
Oorlogsgeweldschade", waarin tal van belangwekkende kwesties, dié in deze
materie rijzen, worden besproken. O.m. de toewijzing van den grond als schade
loosstelling, de onteigening en met name op welk tijdstip deze een feit is ge
worden, terwijl ook de noodige aandacht wordt besteed aan de nieuw te vestigen
hypotheken met haar bijzondere rangorde.
3717/8. Hierin bespreekt C. H. Melis verschillende gevolgen van het door
oorlogsgeweld teloorgaan van notarieele protocollen. Ter sprake komt de bewijs
kracht van nog aanwezige afschriften, grossen en uittreksels van notarieele akten
en met name van enkele soorten van akten (transporten, huwelijksche voor
waarden, testamenten e.a.), die uitvoerig worden besproken.
3724. Rechtsvraag IV. In verband met het besluit Vervreemding Landbouw
gronden wordt o.m. gevraagd of een niet in exploitatie zijnde boerderij met land
als „land moet worden beschouwd, waarop de redactie toestemmend antwoordt.
Als er geen land bijbehoort wordt een ontkennend antwoord gegeven, omdat er
dan geen sprake is van een „bedrijf".
De vraag of het vestigen van zakelijke rechten onder het besluit valt, ontlokt
de redactie de mededeeling, dat wegens gebrek aan officieele toelichting op het
besluit, dit een „open vraag" moet blijven, al zal voor hypotheekverleening geen
toestemming van het Pachtbureau noodig zijn.
3727. Prof. Van Oven bespreekt een circulaire van het Dep. van Landbouw
en Visscherij aan de Pachtbureaux over de toepassing van het besluit 219/1940
(Dep. van Fin. 5 April 1941, Ind. Bel. 115). Hij merkt hierbij allereerst op, dat
het zonderling aandoet, dat dergelijke belangrijke aanschrijvingen niet worden
gepubliceerd, opdat het Notariaat er kennis van kan nemen. Verder betoogt hij
op juiste gronden, dat de in de circulaire gegeven interpretatie de voorschriften
van het besluit op bepaalde punten buiten den tekst uitbreidt en wekt daarom
de notarissen op om zelf te beoordeelen, of zij deze, hen niet bindende regelen,
zullen opvolgen. Het is te betreuren, dat terzake zoovele onzekerheden zijn en
worden geschapen. Aan de onderscheiden bewaringen vindt men dan ook ondanks
het stringente voorschrift van art. 4 van het besluit (weigeren overschrijving
zonder notarieele verklaring) zeer verschillende toepassingen.
3731. De Candidaat-Notaris C. de Wolff bespreekt een ander geval van het
zelfde besluit, waarbij een perceel bouwterrein door een Pachtburau tot „land"
is verklaard, hoewel het sinds 20 jaren als bouwterrein had braak gelegen met een
straat er dwars doorheen. Waarschijnlijk luidde in dezen de beslissing als gere
lateerd, omdat het mogelijk is er nog een vorm van landbouw op uit te oefenen.
Al moge men het met deze beslissing niet eens zijn, het Pachtbureau is bevoegd
deze „bindend te geven, zoodat ten aanzien van dit geval van rechtsonzekerheid
geen sprake is.
N.J. 1941.
184. Hooge Raad 9 October 1940. Over onteigening voor wegenaanleg in
een uitbreidingsplan door een gemeente (artt. 40 en 92a Ont. Wet). Het college