14 openbare straten en pleinen. Is er boven de 30 oppervlakte meer noodig voor dit doel, dan moet de gemeente dit betalen aan de massa (later is dit percentage zelfs tot 35 a 40 verhoogd). De rest wordt onder de inbrengers verdeeld en wel zoo doelmatig en bil lijk mogelijk en bij voorkeur naar verhouding van de ingebrachte oppervlakte tot de totale oppervlakte. De nieuwe grenzen moeten zooveel mogelijk loodrecht op de rooilijnen worden getrokken en de bouwterreinen op dezelfde plaats worden toegewezen. Behalve aanspraak op toewijzing van bouwterrein hebben de eigenaren ook nog in sommige gevallen aanspraak op vergoeding in geld (voor afbreken van gebouwen, bijzondere eigenschappen van den grond, als kleigroeven e.d.). Perceeltjes te klein om te bebouwen moeten worden „zusammen- gelegt" als het kan tot een bruikbaar perceel, desnoods ook van verschillende eigenaren, die dan mede-eigenaren worden. Als dit niet mogelijk is, dan overdragen van zoo'n stukje aan een buurman of desnoods onteigenen ten behoeve van de massa. De commissie bepaalt binnen welken termijn de straten en plei nen moeten worden aangelegd. Als de stad de aanvrage deed, is meestal een termijn van 4 jaren hiervoor gesteld. Tijdens de ruilverkaveling kan de bouwpolitie het bouwen ver bieden. De plannen worden ter visie gelegd, de ingebrachte bezwaren moet de commissie trachten uit den weg te ruimen, met beroep op den „Bezirksausschuss". Op den rechter is alleen beroep mogelijk over de schadeloosstellingen in geld. De Bezirksausschuss stelt ten slotte het plan vast. Dit besluit wordt als „Uebereignungsurkunde" in het Grundbuch gepubliceerd, waarmede de nieuwe perceelen door de deelnemers zijn verkregen. De kosten worden evenredig omgeslagen en drukken als zake lijke last op de toegewezen perceelen tot ze zijn afbetaald. Hoewel het „Flachenprinzip" is vooropgesteld, komt door par. 14 het „Wert- prinzip" toch om het hoekje kijken en kan de geheele procedure gaan beheerschen. Immers volgens dit voorschrift heeft een deel nemer aanspraak op vergoeding in geld, als hij door de toewijzing van kavels en andere vergoedingen minder waarde terug zou krij gen dan hij had ingebracht. Men gaat dus uit van de gedachte, dat door de ruilverkaveling de waarde der bouwterreinen zooveel hoo- ger wordt, dat het gratis afstaan tot 30 toe van de oppervlakte

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 14