148
vernietigt het vonnis der Rechtbank en bepaalt, zelf rechtdoende, een veel hoo-
gere schadevergoeding met uitvoerige motiveering (ook van Adv. Gen. en noot
van E. M. M.).
211. Rechtbank Amsterdam, 21 Januari 1941. Een erfdienstbaarheid van weg
op een openbaren weg werd bestaanbaar geacht, wat werd gegrond op een over
eenkomst van 1876, overgeschreven in de openbare registers in hetzelfde jaar.
In verband hiermede werd geëischt medebetaling van onderhoudskosten voor den
openbaren weg.
213. Rechtbank 's-Gravenhage, 7 Januari 1941. Iemand vorderde wegneming
van een halven muur, gebouwd door den buurman op zijn grond ter vervanging
van een gedeelte gemeene heining. De muur diende tot steun van het uitge
bouwde gedeelte van buurmans huis. Art. 691 B.W. werd niet toepasselijk ge
acht; gedaagde had in dit geval geheel op eigen grond moeten bouwen en werd
veroordeeld tot wegneming van den halven muur.
239. Hooge Raad 6 Maart 1940. Een uitvoerig arrest over wegenbelasting,
waarbij de Hooge Raad besliste, dat de Raad van Beroep ten onrechte een com
plex wegen tot openbare had verklaard met terzijdestelling van de criteria van
de Wegenwet. Met name gold dit het vereischte, dat bij bestemming tot open
baren weg door een particulier, daarbij moet blijken van den wil der overheid
om die bestemming te aanvaarden (art. 4, lid 1, sub III, jo art. 5, lid 1 der
Wegenwet)
491 en 492. Twee arresten van den Hoogen Raad met eindbeslissing over de
openbaarheid der wegen in het arrest van 6 Maart 1940 bedoeld (1 Mei 1941).
De Raad van beroep had nu geconcludeerd, dat de litigieuse wegen niet waren
te beschouwen als openbare wegen. Het cassatieberoep door de gemeente hier
tegen ingesteld werd door den Hoogen Raad verworpen.
Res et Jura Immobilia, nrs 9 t/m 12 van 1940.
Zij het met eenige vertraging, de jaargang 1940 is nu toch in zijn geheel ver
schenen. De aandacht wordt hier gevraagd voor een studie over mijnschade,
waarbij een Fransche wet van 1939 wordt besproken, die de schade-aansprakelijk
heid van de ondernemingen volgens de Mijnwet 1810 regelt, door de onder
nemingen te verplichten tot deelneming aan een soort fonds, opdat ook de schade
veroorzaakt door mijnen, die moeten worden gesloten wegens faillissement e.d.
der exploitanten, aan de betrokkenen kan worden vergoed.
Onze bekende heer Van Hoecke bespreekt de onteigening, die thans zooveel
wordt toegepast voor allerlei overheidswerken en dringt er bij de betrokkenen
op aan om deskundige hulp in den arm te nemen. Hij vestigt de aandacht op de
vele mogelijkheden bij het niet juist afpalen van de onteigeningsgrenzen, van
schade voor de onteigenden, haalt nog een uitspraak aan, dat ook de overheid
tot afpaling kan worden gedwongen en toont aan het nut om op het terrein aan
wezig te zijn met een eigen deskundige als men bezig is de grenzen der onteigening
op het terrein uit te zetten. En vooral bepleit hij dit in het belang van beide par
tijen, omdat het dikwijls lang duurt, alvorens met het werk wordt begonnen,
zoodat de palen nogal eens verdwenen zijn, wat aanleiding kan geven (en vol
gens S. dikwijls gaf) tot heel andere uitzettingen als oorspronkelijk waren be
doeld en in de onteigeningsstukken opgenomen. Ten detrimente meestal van de
betrokken eigenaren, die dan of wel de schade murmureerend slikken, dan wel
een moeilijk proces moeten beginnen.
Verder bevatten deze afleveringen de teksten van verschillende besluiten ter
vergoeding van oorlogsschade.
Onder de jurisprudentie trof ons een beslissing over servituten, waarbij werd
vastgesteld, dat men door verjaring kan krijgen een erfdienstbaarheid van licht
schepping door een raam. Dit houdt echter niet in een verbod voor den buurman
om zijn muur hooger op te trekken, zoodat het raam nutteloos wordt. Evenals
bij ons de Hooge Raad, zegt dit arrest, dat men wel door verjaring kan krijgen
het zichtbare en voortdurende servituut van licht, maar dat dit niet inhoudt het
niet-zichtbare servituut van niet hooger bouwen.
Zutphen, Juli 1941. J- H. J.
Bij de verschijning van het nummer van Juni 1941 van Publieke Werken,
officieel orgaan van de Vereeniging van Directeuren van Gemeentewerken,