151 dingen aangelegd en is het gebied verdeeld in 26 perceelen van 6 tot 15 ha. Ging het pad dezer maatschappijen reeds bij het aankoopen van de te ontginnen gebieden niet steeds over rozen, ook bij anderen stonden de ontginningswerkzaamheden in een slecht blaadje. Velen zagen in de ontginningsmaatschappijen vijanden van het natuurschoon. Het is niet aan mij hierover een oordeel te vellen. Ik moge volstaan met hetgeen Prof. Te Wechel hierover schreef in een der groote dagbladen van 3 April 1928 hier aan te halen. Wij lezen hierin: „Wij Nederlanders mogen niet berusten in het beschamende feit, dat Vt van ons land braak ligt, terwijl ons land tot de dichtstbevolkte van Europa behoort. Wij zijn verplicht de verhooging van de productie van bodemvoortbrengselen binnen de landsgrenzen naar krachten te bevorderen. Kan zulks met be houd van natuurschoon, zooals bij bebossching en landbouwontginningen, dan is dit toe te juichen. Ons te keeren tegen bebossching en ontginning, omdat jonge dennenbosschen nu eenmaal leelijk zijn, past ons in geenen deele. Het zou zijn als keerden wij ons tegen de muziek, omdat de eerste oefeningen op piano of viool hartverscheurend zijn. Natuurbescherming met mate en met verstand, opdat behouden blijft wat schoon is, maar productief gemaakt wordt wat daarvoor in aanmerking komt. En ook de productie en in het bijzonder de bodemproductie, kan schoon zijn. Het zal moeilijk zijn hierbij een ieder tevreden te stellen. Velen zijn er, die in een uitgestrekt moeras de nog ongerepte natuur zien en dit monument voor het nageslacht willen bewaren; daartegenover staan echter vele anderen, die bij het aanschouwen van deze omgeving spre ken van een uitgestrekte woestenij. De vraag is nu maar wie van hen gelijk heeft. De vijf genoemde maatschappijen hadden in den loop der jaren een oppervlakte grond aangekocht van ongeveer 15000 ha en grootendeels ontgonnen, toen het in 1936 noodig werd geoordeeld al deze maatschap pijen onder te brengen in één lichaam: dat van het domeinbeheer, ressor- teerend onder het Departement van Financiën. Aldus ontstond de dienst der Staatsdomeinen, welke beheerd wordt door den rentmeester der Staatsdomeinen te Zwolle. Alle eigendommen van de ontginningsmaat schappijen gingen hierbij over aan den Staat en werden kadastraal op naam gesteld van den Staat (Rentambt Groningen, Friesland, Drenthe of Overijssel), zooals geregeld is in de beide aanschrijvingen van 13 No vember 1936, afd. Domeinen nr 72. Bij deze reorganisatie werden de ontginningsmaatschappijen echter niet opgeheven. Bepaald werd, dat zij zich voortaan zouden bezig houden met de ontginning van de aan den Staat toebehoorende complexen (thans geheel voor risico van den Staat), en het zoo noodig tijdelijk exploiteeren van de ontgonnen gronden. Bij aankoopen of onteigenen van woeste gebieden worden de gronden van nu af direct ten name van den Staat gesteld. Aan een overzicht, dat de rentmeester der Staatsdomeinen, de heer Ir Nysingh, in een der Zwolsche bladen heeft gegeven over de taak der Staatsdomeinen, ontleen ik het volgende:

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 153