155
Verslag van het 4de Congres der Nederlandsche
Landmeetkundige Federatie, gehouden te Utrecht
op 27 Juni 1941 in het Geografisch Instituut.
pers, die, nadat tenslotte bij de kadastrale opmeting gebleken is, dat de
grootte van een perceel niet overeenkomt met de opgegeven kavel
grootte, meenen restitutie van een gedeelte van de kooppenningen te kun
nen verlangen.
Het is te verwachten, dat, nu velen voorloopig geen arbeid zullen
kunnen vinden in het vrije bedrijf, deze verbetering van woeste gronden
met nog meer kracht ter hand zal worden genomen. Mocht dan, zooals
ik hoop, het kadaster een grooter aandeel krijgen in de uitvoering van
deze werken, dan zal het mij een groote voldoening zijn, wanneer dit
artikel er het zijne toe zou mogen bijdragen, dat zij die met deze werk
zaamheden zullen worden belast, dit zullen doen met de gedachte hier
door mede te werken aan een streven, de verhooging van het voortbren-
gingsvermogen van den bodem, dat ons aller sympathie ten volle waard is.
Zwolle, Augustus 1940.
De voorzitter, Prof. J. M. T i e n s t r a, opende het druk bezochte congres
met een welkomstwoord en sprak eenige hartelijke woorden van dank aan het
adres van Prof. Dr K. Oestreich voor het beschikbaar stellen van de vergader
ruimte en van de hall van het Instituut voor de tentoonstelling.
Verder verklaarde hij de tentoonstelling over ruilverkaveling voor geopend
en dankte hij den heer Kruidhof voor alle moeite en zorgen, welke hij zich voor
de inrichting daarvan getroost had.
Deze tentoonstelling, welke veel belangstelling trok, gaf een beeld van den
historischen groei der ruilverkavelingsgedachte met een overzicht van de vele
aan een ruilverkaveling verbonden werkzaamheden. Een keur van foto's il
lustreerde verder, dat landschapsschoon ook verbonden kan zijn met goed in
gedeelde gronden. Mooie kaarten en grafieken toonden het groote nut der ruil
verkaveling en de toenemende toepassing daarvan.
In plaats van den niet herkiesbaren aftredenden penningmeester werd gekozen
de heer B. de Boer. De voorzitter vertolkte de waardeering, welke de
Federatie gevoelde voor het werk, dat de scheidende penningmeester, de heer
G. F. Witt, voor de Federatie heeft verricht.
De heer A. C. J. Hof bracht de groeten over van den heer Van Hoecke, die
door de omstandigheden niet aanwezig kon zijn.
Daarna werd begonnen met de vergaderingen in de commissies, waarvan hier
de verslagen volgen.
COMMISSIE I. Landmeetkundige Techniek.
Voorzitter: H. Vermeulen. Rapporteur: R. Rienks.
Na de opening stelt de voorzitter aan de orde het rapport van den heer A.
A. Alferink: „Mechanische interpretatie der strenge vereffening van veelhoeks
metingen". Aangezien geen der aanwezigen hierover het woord wenscht, stelt de
voorzitter de volgende conclusies voor:
1. Een interessante theoretische bijdrage en aanvulling van de litte
ratuur over de strenge vereffening van veelhoeksmetingen.
2. Inzender heeft hiermee bewezen, dat ook uit de mechanica geput
kan worden om landmeetkundige problemen te verhelderen en op te
lossen.