157 Na den middag wordt het rapport besproken van den heer M. F. Ferwerda: „Tien Jaar Wieringermeer". De heer Heines vraagt naar de verklaring van de verschillen in de coördi naten van de R.D. en die van het Kadaster. De heer Ferwerda antwoordt, dat de verklaring gezocht moet worden in het feit, dat bij de beide metingen uitgegaan is van verschillende punten. Wellicht is ook de gebruikte Wild T2 voor de groote afstanden te klein geweest, hoewel de gevonden m.f. dit niet aantoonen. Prof. T i e n s t r a betreurt het, dat bij de kadastreering van den polder veel extra werk moest worden gedaan, wat niet noodig was geweest, indien men van den polder meteen één kadastrale gemeente had kunnen maken. De heer Ferwerda deelt mede, dat voor den N.O. Polder deze bezwaren zullen wor den ondervangen, daar men voornemens is hier een openbaar lichaam in het leven te roepen met volledige bestuursbevoegdheden. De vergadering neemt daarna de volgende conclusie aan: Het rapport bevat belangrijke beschouwingen inzake de opmeting en de kadastrcering van den Wieringermeerpolder, waaruit gegevens kun nen worden geput bij volgende droogmakingen van het IJsselmeer. Tenslotte wordt besproken het advies van de heeren Hoving en Schuurman in zake het rapport-Hof 1939: „Het geven van teekens bij het uitbakenen Na een toelichting van den heer Hoving komt men na eenige discussie tot de volgende wijzigingen in de redactie van het rapport: B. Teekens. 1. „LET OP": Een arm verticaal omhoogsteken, c.q. met zakdoek of ander voorwerp in de hand. 2. „]ALON VERTICAAL STELLEN": Gestrekte arm (c.q. met voorwerp in de hand) in een verticaal vlak voor het lichaam op en neer bewegen. 4. „NIËT IN ORDE": Een arm vóór het lichaam in een horizon taal vlak heen en weer zwaaien. Daarna spreekt de vergadering er zich over uit, dat het wenschelijk zou zijn, dat het Hoofdbestuur ten Departemente zou verzoeken deze teekens officieel te doen invoeren. Nadat aan de heeren Hoving en Schuurman en heeren inzenders der rapporten dank is uitgebracht, sluit de voorzitter de commissievergadering. COMMISSIE IV. Maatschappelijke organisatie en werkkring. Voorzitter: W. F. Stoorvogel. Rapporteur: H. A. Brouwer. De voorzitter opent de vergadering en stelt voor de rapporten van de heeren Harkink, Van der Steen en Fortuin als één geheel te behandelen en geeft daarna een kort overzicht van den inhoud van deze rapporten. Prof. Schermerhorn deelt mede, dat van officieele zijde de aandacht op deze rapporten is gevestigd en dat zij in handen zijn gesteld van de Vereeni- ging van Leeraren van het Middelbaar Technisch Onderwijs. Spreker verge lijkt dit onderwerp met het onderwijs aan de Technische Hoogeschool, waar het landmeten een bijvak is. Voor de M.T.S. geldt dit echter niet; de middel baar technicus is een meer uitvoerende figuur dan de ingenieur en dus behoort het landmeten op de M.T.S. een grootere plaats in te nemen dan nu het ge val is. Voor een speciale opleiding voor landmeten is het noodig de bevoegde per sonen hiervoor te interesseeren. De kwestie van de leerkrachten en hun bevoegd heden houdt verband met de salarispolitiek aan het M.T. onderwijs, in verband met de praktijkjaren van de leeraren. Voor Waterbouwkunde geldt hetzelfde; ook hier wordt veelal onderwijs gegeven door leeraren met te weinig praktijk. De heer Fortuin vraagt Prof. Schermerhorn of door de instelling van de opleiding voor landmeters te Delft, de vergelijking met de Technische Hooge school voor de weg- en waterbouwkunde nog opgaat. Spreker wil de opleiding aan de M.T.S. niet geheel verwerpen, hij wil in enkele speciale behoeften voor-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 159