163 Vijftig jaar geleden 253 eigenaren, een oppervlakte vertegenwoordigende van ca 883 ha. Bij de Cen trale Cultuurtechnische Commissie zijn de volgende aanvragen om rvk ingekomen: van Ged. Staten van Overijssel: een complex gronden, gelegen onder de gemeen ten Gramsbergen, secties D en E, en Ambt-Hardenberg, sectie D, ter grootte van ca 2086 ha; een complex gronden, gelegen onder de gemeenten Gramsbergen, secties A en F, en Ambt-Hardenberg, sectie M, ter grootte van ca 400 ha; een complex gronden, gelegen onder de gemeente Ambt-Hardenberg, secties B, I en K, ter grootte van ca 628 ha; van Ged. Staten van Limburg: een complex gron den, gelegen tusschen Waubach en Rimburg, ter grootte van ca 553 ha; een com plex gronden, „Aan het Broek „Bennenbroek" en „Steenwinkel", gelegen in de gemeente Vlodrop, ter grootte van ca 266 ha; van Ged. Staten van Drenthe: een complex gronden, gelegen in sectie G van de gemeente Ruinen, ter grootte van ca 40 ha; een complex gronden, gelegen in de gemeente Oosterhesselen, secties j *0r 9roo^e van ca 650 ha; een complex gronden, kadastraal bekend onder de gemeente Sleen, secties B en C, ter grootte van ca 538 ha; een complex gronden, gelegen in de gemeente Zweeloo, secties F, G, H, I en K, ter grootte van ca 795 ha; een complex gronden, gelegen in de secties E, F en H van de ge meente Zuidwolde, ter grootte van ca 1160 ha; een complex gronden in een blok, gelegen in sectie L van de gemeente Assen, ter grootte van ca 103 ha. 17 Juli 1941. p ij (Vervolg van blz. 56) Voor mij ligt een akte van scheiding van 1855 van de Mark Aanevelde in de gemeente Gramsbergen, een kleine marke, omvattende de buurtschap van dien naam. In de akte lezen we: „De Mark is vooraf verdeeld in tien blokken, in ieder van welke, zoo mogelijk elk deelgerechtigde zijn aandeel zal ontvangen: wordende de ligging van elk perceel door het lot aangewezen". Deze wijze van verdeeling moest leiden tot versnippering van den grond en tot ondoelmatig gebruik, waar door loting, en niet door de plaats van de boerderij de ligging der perceelen werd hepaald. Aan de ruilverkaveling de dankbare taak om den individueelen eigendom tot een voor de bedrijven doelmatige ligging te brengen. vooruitgang in vijftig jaar, van Markenwet tot Ruilverkavelingswet. Wel zullen restanten van de historische marken verdwijnen, maar als voorbeeld van dit verleden blijft bestaan: Stad en Lande van Gooiland. In een „schaarbrief van ongeveer 1400 staat als eerste voorwaarde: „Inden eersten soe sijnt voirwairden dat die meente die wij te gader legghende hebben op goijlant ongedeijlt sail bliven tot ewigen dagen". Is het dank zij deze be paling dat deze marke de eeuwen heeft getrotseerd? Bij de ruilverkaveling van de Eemnesserpolders verdween het sinds eeuwen bestaande recht van overweg over de perceelen, die zich uitstrekten van de Eem tot aan den Meentweg over een lengte van eenige kilometers. Dit recht hadden achterliggende eigenaren tweemaal per week met paarden of koeien, mits die aan de hand geleid werden; maar na 24 Juni, den tijd van het hooien, gold het recht onbeperkt. Ook in dit recht zit een stukje landbouwgeschiedenis. Tot voor korten tijd waren de Eemnesserpolders als hooiland in gebruik en kregen door de jaar- lijksche overstroomingen van de Zuiderzee een natuurlijke bemesting. Na de afsluiting van het IJsselmeer bleef deze bemesting uit en gingen de boeren tot kunstmatige bemesting over, de een meer, de ander minder, en met deze indivi- dueele behandeling in tegenstelling tot de vroegere, was de tijd van hooien niet meer voor alle landen gelijk te stellen: het conflict was er, de datum van 24 Juni was niet meer voor allen te handhaven. De ruilverkaveling met haar streven om ieder perceel op een openbaren weg te doen uitwegen, bracht de oplossing, maar bracht ook het eind van een oud recht. Prof. van Apeldoorn heeft eenige jaren geleden op verzoek van het Water schap een rapport over deze rechten uitgebracht, waaraan het bovenstaande voor

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 165