164 een groot deel is ontleend. Voor den belangstellende in oud recht is dit in de li teratuur dus vastgelegd. Wat er vijftig jaar geleden voor het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeet kunde geschreven werd, is van tijd tot tijd in deze aanteekeningen herhaald. Men kan er de verschillen en de overeenkomsten van het begin en het einde van een vijftigjarig tijdsverloop in lezen. In het Tijdschrift is ook het gesproken woord bewaard gebleven, dat geuit werd in de vergaderingen van de Vereeniging voor K. en L. en in de vergaderingen van de Staten-Generaal, om de belangen van het Kadaster en zijn personeel of van de landmeetkunde te bepleiten. Het gehoor was op de eerste vergaderingen van de Vereeniging voor K. en L. niet zoo talrijk als tegenwoordig. De algemeene vergadering in 1938 werd bezocht door 99 leden, die van November 1S85 door 41, die van September 1887 door 32 leden. Dit aantal was niet groot bij een aantal leden der vereeniging van on geveer 180, waarvan er circa 150 hier te lande waren. Dat het aantal bezoekers in 1887 zoo gering was, is waarschijnlijk een gevolg van de ontgoocheling, die velen hadden ondergaan. We lezen in jaargang II: „Door één der leden was het bestuur aangezocht, om namens de vereeniging op te treden als tolk der algemeene verontwaardiging, die bij de ambtenaren gewekt was door een aanschrijving van regeeringswege betrekkelijk de vergoeding van reis- en verblijfkosten". De voorzitter meende daaruit te moeten afleiden, dat sommige leden omtrent de vereeniging verwachtingen koesterden, die, wilde zij op den goeden weg blijven, z.i. niet vervuld konden worden. Hij wees daarbij op de weinige levensvatbaarheid van de vereenigingen, die zich met de persoonlijke belangen der leden inlaten, en verder:Dit alles had bij het bestuur de meening gevestigd, dat het zich op een juist standpunt zou plaatsen door aan te nemen, dat de verhooging van hef intellectueel vermogen van het corps het gewichtigste belang was, welks be vordering de vereeniging zich ten doel behoorde té stellen, overtuigd als het is, dat daardoor ook vanzelf de persoonlijke belangen van de ambtenaren zullen gebaat worden". De belangstelling van de vergaderingen in dien tijd ging uit naar de herme tingen op groote schaal; men hoopte, dat weldra gevolg zou worden gegeven aan het verlangen, reeds door het landmeterscongres in 1875 uitgesproken: „De hermetingen worden met kracht uitgebreid". Het bleek, dat hermeting van 235 gemeenten noodzakelijk was, dat is meer dan 1/6 van het geheele Rijk. Velen hebben voor deze hermetingen gepleit. Ook de landmeters in 1885 hebben hun hoop en hun verwachtingen gehad; zij hebben die niet in vervulling zien gaan. De hermetingen zouden den grondslag kunnen vormen voor een rechtsgeldig kadaster; anderen zagen de mogelijkheid, het kadaster te splitsen in een eigendoms- en een belastingkadaster; sommigen wilden betere kaarten, omdat de bijwerking zooveel moeilijkheden opleverde door de onnauwkeurigheid van het bestaande kaartmateriaal, terwijl ook de aandacht werd gevestigd op het nut van een goede kaart voor vele overheidsdiensten. Hoffmann sprak op de algemeene vergadering in 1889 over de indeeling van terreinen en afpaling van eigendomsgrenzen. Hiervoor was belangstelling, nu er zooveel over hermetingen werd gesproken, maar Hoffmann wilde zijn hoorders in andere richting meenemen. Een gedeelte van het verslag van zijn voordracht neem ik over: „De bezwaren, gelegen in de indeeling onzer terreinen, die zich in hooge mate zullen doen gevoelen wanneer eenmaal tot de invoering van een eigendomskadas ter zal worden overgegaan, vallen aan een ieder onmiddellijk in het oog. „De ideale vorm van een op te meten terrein is voorzeker de rechthoekige, de in werkelijkheid aanwezige vorm is de grillige. „Gaan we het beloop onzer wegen, onzer waterleidingen na, enkele gunstige uitzonderingen daargelaten, is alles krom, alles gebogen; die krommingen en bochten zijn alle willekeurig en daarin schuilt de groote moeilijkheid en tegelijker tijd het groote belang eener nauwkeurige opmeting. (Wordt vervolgd). v- d. W.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 166