175 uit de bevissching en het drijven van jacht of uit het gebruik maken van andere rechten; b. de eigendommen aan water en land, waarvan het land bestemd is om door vervening te worden vergraven en waarvan alle be- zitsgrenzen binnen een bepaald gebied mede geheel worden ver graven. c. de eigendommen aan land, welke bestemd zijn om door afzan- ding te worden afgegraven en waarvan eveneens alle binnen den omtrek gelegen bezitsgrenzen worden onzichtbaar gemaakt. 4. Indien een aantal eigenaren tezamen, doch niet in de gezamende hand, woeste gronden in eigendom hebben, waarvan het bezit in de enkele hand eensdeels blijkt uit het steken van plaggen, het halen van zand, het stallen van bijenvolken of dergelijke, binnen aange geven grenzen, doch welke grenzen een zoodanige afscheiding vor men, dat anderdeels een gezamenlijke beweiding en het drijven van jacht een andere oorzaak van bezit zijn, waarvan de rechthebben den al of niet dezelfden zijn als de eigenaren van de afzonderlijke stukken gronds, dan kunnen bedoelde eigendommen in de gezamende hand worden gebracht onder zoodanige voorwaarden, dat de recht hebbenden op beide vormen van bezit deel krijgen in de gezamende hand. 5. Indien voor de gezamenlijke akkers van esschen (enken) of over de gezamenlijke slagen van hooilanden (maden) in de enkele hand een gemeen recht van naweide bestaat, waarvan het bezit toekomt aan bepaalde daarvoor aan te wijzen personen, al of niet mede-eigenaren zijnde van bedoelde gronden, dan zijn die personen van rechtswege gehouden hun weiderechten in een gezamende hand te brengen. (B.W. art. 680, verlies van het recht van stoppelweide en klauwen- gang: uittreding uit de gezamende hand.) 6. Indien binnen een bepaald gebied een aantal eigendommen worden bijeen gebracht om opnieuw te worden verdeeld, al of niet gelijk tijdig met een voorgenomen ontginning, dan zijn de eigenaren van den aanvang van de herverdeeling of van den aanvang van de ge zamenlijke ontginning af, gehouden hun eigendommen in een ge zamende hand te brengen. 7. Een gedeeltelijk ongescheiden eigendom kan ontstaan daar, waar door wegomlegging of het vergraven van een beek ten deele een herverdeeling moet plaats vinden. In dit geval moet de herverdeeling plaats vinden op last van de overheid. Bij verlies aan land na de herverdeeling hebben de deelhebbers een vordering op de overheid, die het werk gelastte, tot een zoodanig bedrag als de schade aan landverlies in geld zou bedragen. Bij winst aan land na de herverdeeling heeft de overheid een vorde ring op den eigenaar, die de landwinst verkreeg, tot een zoodanig bedrag, als de winst aan land in geld zou bedragen. 8. Het inbrengen in de gezamende hand geschiedt ten overstaan van een notaris. Een jaar na het openen van den inbreng wordt door den notaris de inbreng voor gesloten verklaard,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 177