179 voorzitter, secretaris, penningmeester en bijzittenden uit en door de inbrengers gekozen. 20. De volmachten zijn gezamenlijk en hoofdelijk verantwoordelijk voor hun beheer. 21. De gezamenlijke verantwoordelijkheid vindt plaats ten aanzien van genomen besluiten en beslissingen en wordt opgelegd aan diegenen die tot de onrechtmatig geachte besluiten of beslissingen hebben medegewerkt. 22. Een inbrenger heeft het recht een vordering tot schadevergoeding tegen de volmachten in te stellen wegens onrechtmatig geleden schade, indien hij zijn bewering van geleden schade kan staven door de meening van twee mede-inbrengers. 23. De volmachten stellen een keur vast voor de aanvrage, de regeling en de opmeting der aanplempingen. 24. Na iedere volbrachte aanplemping heeft iedere inbrenger het recht om binnen een maand na de daartoe strekkende aanvrage van de vergadering van volmachten een eigendomsbewijs te vorderen, voor zoover bij nameting gebleken is, dat door de aanplemping geen over schrijding van het hem .toekomende aanplempingsrecht heeft plaats gehad. 25. Met de aanplemping wordt mede de eigendom verkregen van een strook water ter breedte van 2]/£ meter. 26. Heeft de inbrenger met het verbruik der aanplempingsrechten mede zijn totaal ingebrachte eigendomsrechten verbruikt, dan houdt hij op deel te hebben in de gezamende hand. 27. Heeft een inbrenger door aanplemping zijn aanplempingsrechten overschreden, dan is hij gehouden het te veel aangeplempte land voor y als land, benevens de bijbehoorende strook van 2y2 meter water geheel als water, aan de gezamenlijke eigenaren van het ongeschei den gemeene water te betalen. 28. Een inbrenger, die op grond van zijn inbreng en de bepalingen der keur, tegenover de vergadering van volmachten kan bewijzen, dat zijn persoonlijke rechten door de in art. 27 genoemde overtreding zijn te kort gedaan, heeft een vordering op de gezamenlijke eigenaren tot een zoodanig deel van het bedrag der opgelegde betaling als hem evenredig aan de geleden schade zou toekomen. 29. Indien een aanplemping niet is aangevraagd en te eeniger tijd zou blijken, dat een eigenaar daardoor zijn rechten heeft overschreden, dan gelden te dien aanzien de bepalingen, die eerder voor aanplem ping en grensoverbouwing in het algemeen zijn voorgesteld. Met dien verstande, dat in voorkomend geval voor de begrenzing van zijn recht een beoordeelingsgrenslijn moet worden aangenomen.1) Voor dit geval moet mede in aanmerking worden genomen het be paalde in artikel 28. 30. Indien onrechtmatige aanplempingen zonder medeweten van den eigenaar door een huurder hebben plaats gevonden, zijn de bepa lingen van het artikel mede van toepassing. De aanplempingen vinden plaats ten gunste van den eigenaar. x) Zie jaargang 1939 van dit tijdschrift, blz. 78, art. 22 e.v.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 181