De wijzigingen 1941 der Ruilverkavelingswet 1938.
196
Mr J. H. Jonas, HypotheekbewaarderZutphen
Verwondering mag het wekken, dat de Ruilverkavelingswet zoo spoe
dig al moest worden gewijzigd. Wekte het alreeds bevreemding, dat de
oorspronkelijke wet van 1924, aan welker ontstaan toch uitvoerige stu
dies en langdurige besprekingen waren voorafgegaan, betrekkelijk kort
daarna werd vervangen door een geheel nieuwe, men mocht verwach
ten, dat toen de meest dringende vragen een goede oplossing hadden
gevonden na de uitvoerige voorbereiding en de ampele discussies, ge
grond op eigen Nederlandsche ervaring.
Hoewel men thans geen inlichtingen krijgt omtrent de motieven, die
aanleiding zijn tot het afkondigen van allerlei maatregelen, die meestal
tegelijk met haar publicatie in werking treden, meenen wij niet te ver
mis te tasten, als we de oorzaak van het besluit tot wijziging van deze
wet zoeken in de tijdsomstandigheden, in de gebleken behoefte om de
ruilverkavelingsprocedure te versnellen. Reeds eerder was dit een desi
deratum, hoeveel te meer, nu allerwegen wordt geroepen om vermeer
dering van de bebouwbare oppervlakte voor de voedselvoorziening van
ons volk en voor het scheppen van werkgelegenheid voor hen, die uit
het normale arbeidsproces zijn gestooten en snakken naar productieven
arbeid.
Dat versnelling van de wettelijke ruilverkavelingsprocedure het doel
is geweest van het besluit van den Secretaris-Generaal van het Depar
tement van Landbouw en Visscherij van 19 Juli 1941 (Staatscourant
21 Juli 1941 Nr 139), moge ook hieruit blijken, dat de artikelen over de
ruilverkavelingsovereenkomst ongewijzigd zijn gebleven. Sinds 1938 is
wel gebleken, dat, wil men dit instituut leven inblazen, aanvulling en
uitbreiding der bepalingen, die vrijwel onvoorbereid op aandrang uit de
Kamers in de wet zijn opgenomen, gewenscht is.
In zijn bespreking van het onderhavige wijzigingsbesluit (September
nummer Tijdschrift Ned. Heide Mij) maakt Mr Kleyn tot slot de op
merking, dat het hoofdbeginsel der ruilverkaveling niet werd aangetast
en dat met name niets werd gedaan in de richting van de stedelijke
ruilverkaveling. In onze oogen kan het instituut der ruilverkavelingsover
eenkomst terzake belangrijke diensten bewijzen, al zal dan aanvulling en
uitbreiding noodig zijn. Waarover later wellicht meer. Voorshands volge
hier een bespreking der thans ingevoerde wijzigingen, die ook zijn op
genomen in circulaire 3014, terwijl de wet van 1938 te vinden is in
circ. 2762.
Bezien we dan eerst enkele wijzigingen uit het gezichtspunt der proce
dureversnelling.
Art. 10 heeft een nieuw lid gekregen, dat het mogelijk maakt ook
onroerende goederen binnen de bebouwde kom en gronden, die in de
naaste toekomst via een uitbreidingsplan voor bouwterrein of straat enz.
zijn bestemd, in de ruilverkaveling te betrekken als zulks noodzakelijk
is met het oog op de aansluiting der wegen, waterloopen en kaden in