200
te geraken tot het opstellen en aanleggen van een goed wegennet met
wat daartoe behoort en last not least tot een deugdelijke verkaveling,
die geslachtenlang alle landbouwbehoeften moet kunnen bevredigen.
Laat men van deze eischen meer of minder vallen, dan zal men wel ver
anderingen tot stand brengen in den bodemtoestand en de verdeeling
van den grond over de betrokken eigenaren, maar men mag dan niet
meer den naam van ruilverkaveling, die in Nederland zulk een schoonen
vertrouwenwekkenden klank heeft verkregen, gebruiken voor die pro
cedure.
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om het begrip wegen
en waterloopen", dat in verschillende artikelen voorkomt, aan te vullen
en uit te breiden tot „wegen, waterloopen en kaden met de daartoe be-
hoorende kunstwerken" (artt. 10, 17, 25, 26, 41, 69, 69bis, 82 en 84).
Voortaan behoeft dus geen twijfel meer te bestaan, of tot genoemde
werken ook behoort het maken van duikers, bruggen, beschoeiingen
e.d.m.
Verder zijn hier en daar kleine redactioneele wijzigingen aangebracht
en aanvullingen, die geen bespreking behoeven, omdat ze deels in ver
band staan met de reeds behandelde veranderingen, deels meer verdui
delijkingen betreffen.
Belangrijk evenwel is de schrapping van art. 37. Uit de wet is nu
weggenomen een onderscheiding, waarover bij het totstandkomen in
1938 langdurig is gesproken. Kende de wet van 1924 slechts aannemen
of verwerpen van het besluit tot ruilverkaveling, waarop in het laatste
geval kon worden teruggekomen door een nieuwe aanvrage in te dienen
en alle formaliteiten opnieuw te vervullen met de kans, dat de stemming
weer negatief zou uitvallen, in 1938 werd ingevoerd, dat bij verwerping,
als het algemeen belang de ruilverkaveling „dringend' vorderde
en ten minste de helft der wettig vereischte meerderheid was behaald,
de Minister op voorstel der Centrale Commissie kon bepalen, dat de
ruilverkaveling toch voortgang zou hebben alsof het besluit ware ge
nomen (art. 36 oud). Daarnaast opende dan art. 37 (oud) de mogelijk
heid om in gevallen, dat het algemeen belang de ruilverkaveling „zeer
dringend" eischte, den Minister het initiatief te laten nemen. De artt.
25 t/m 32 en 35 waren dan toepasselijk, dus werd een vergadering van
de kadastrale eigenaren gehouden, evenwel werd er niet gestemd en het
besluit tot ruilverkaveling werd bij de wet genomen, die tevens het blok
vaststelde.
Dit laatste artikel dan is nu vervallen, terwijl in art. 36 de zinsnede
over de helft der wettige meerderheid is geschrapt, zoodat nu in drin
gende gevallen de Minister, ongeacht het resultaat der stemming, op voor
stel der Centrale Commissie een ruilverkaveling kan laten doorgaan, als
of de eigenaren zelf het besluit hadden genomen. Toch moet de vergade
ring worden gehouden en ook moet er worden gestemd. Naar ons
gevoelen zou men, waar toch dwang zal worden toegepast, omdat het
algemeen belang zulks dringend vordert, even goed deze vergadering
en stemming achterwege hebben kunnen laten, omdat van te voren be
kend zal kunnen zijn in welke gevallen het artikel zal moeten worden
toegepast. Niettemin is het toe te juichen, dat nu verdere onvruchtbare