201
Literatuuroverzicht (tijdschriften).
discussies over het juiste verschil tusschen de termen „dringend" en „zeer
dringend" voorgoed van de baan zijn.
Ten slotte nog de opmerking, dat door enkele wijzigingen bevoegd
heden zijn veneend aan den Secretaris-Generaal van het Departement
van Landbouw en Visscherij, die daardoor nu naast „Onzen Minister"
in sommige gevallen zal moeten optreden. Wij vermoeden, dat de ont
werper van de veranderingen te sterk in zijn denken werd beheerscht
door de huidige buitengewone omstandigheden, waarin de Ministerieele
bevoegdheden tijdelijk moeten worden uitgeoefend door den Secretaris-
Generaal. Bij terugkeer tot normale verhoudingen, ook in het bestuurs
apparaat, zal ongetwijfeld een Minister van Landbouw zijn taak in het
staatsbestel hernemen en naar we verwachten nog menigmaal een beslis
sing moeten nemen bij het uitvoeren van ruilverkavelingen. Daarom
behoort naar onze meening in de artt. 12 lid 4 en 13 lid 1 de uitdruk
king „Secretaris-Generaal van het Departement van Landbouw en Vis
scherij" alsnog te worden vervangen door de woorden „Onze Minister",
dan wel zou men overal in de wet het woord NTinistcr moeten vervangen
door de thans gebezigde uitdrukking.
Als overgangsbepaling verscheen kort geleden een besluit van genoem
den Secretaris-Generaal, voorschrijvende, dat op ruilverkavelingen, waar
bij het besluit (art. 34 lid 1) is genomen, en op die, waarvan de kennis
geving van art. 37 (oud) der wet is verzonden (naar we meenen te
weten betreft dit één enkel geval) vóór het inwerkingtreden der ge
wijzigde artikelen, de oude wet van 1938 toepasselijk blijft.
Mogen ook onder de gewijzigde bepalingen vele ruilverkavelingen tot
stand komen in het algemeen belang en dat van de betrokken eigenaren,
met tot resultaat een even groote voldoening bij alle partijen als tot nu
toe het geval is geweest dank zij de kunde, ijver en toewijding, waarmede
het Nederlandsche ruilverkavelingsapparaat werkt.
Zutphen, September 1941
Ned. Jur. 1941.
554. Hooge Raad 19 Maart 1941. Een kwestie bij precarioheffing gaf den
Hoogen Raad aanleiding een uitspraak te doen over de verkrijging door ver
jaring van een zakelijk recht. Voor iemands perceel bevond zich een licht- en
luchtopening (koekoek) in gemeentegrond ten behoeve van den kelder. De
eigenaar betoogde allereerst, dat hij een erfdienstbaarheid zou hebben verkregen,
door na aankoop van het erfpachtsrecht op den grond, daarop te bouwen vol
gens een door de Gemeente goedgekeurd bouwplan, waarin de koekoek was op
genomen, subsidiair, dat hij door verjaring aanspraak kon maken op het servi
tuut van het hebben van een koekoek in den gemeentegrond.
Op het eerste gestelde antwoordde de Hooge Raad, dat de Raad van Beroep
de met de gemeente gesloten erfpachtsovereenkomst aldus had uitgelegd, dat uit
dit contract niet volgde de verleening van een erfdienstbaarheid, welke beslis
sing, als zijnde van feitelijken aard, in cassatie niet met vrucht kon worden
aangevallen.
Ook het beroep op verjaring werd verworpen. De erfpachtsuitgifte dateerde