214
Hoofdstuk I gaat over het cijferen. Van dit hoofdstuk zijn de 8 en 9 naar
mijn smaak het belangrijkst. De eerste bevat een aantal algemeene opmerkingen
over het rekenen; de tweede heet „De proef op de som", gaat dus over con
troles. Deze paragrafen bevatten een aantal opmerkingen, die van dusdanig
belang zijn voor den beginneling, dat men ze het a. b. c. van den rekenaar zou
kunnen noemen.
Hoofdstuk II geeft de benaderde waarden; behandelt de begrippen volstrekte
en betrekkelijke fout en het bepalen van de noodzakelijke nauwkeurigheid van
de gegevens uit de verlangde nauwkeurigheid van de resultaten. Dit laatste
geschiedt volgens de methode van Guyou en is de kennisneming ten volle waard.
Dan komen in Hoofdstuk III de verkorte bewerkingen. Uitstekend werk heeft
schrijver er mee gedaan deze weer eens naar den voorgrond te trekken. Waar
om worden deze zoo weinig toegepast?
Dan worden in Hoofdstuk IV rekenhulpmiddelen vermeld. Dit zijn in hoofd
zaak de rekenmachine, de Tekentafels, de rekenliniaal, terwijl gewezen wordt op
het bestaan van nomogrammen. Van de rekenmachines worden enkele typen
speciaal besproken, waarna uitvoerig behandeld wordt het werken op de machine.
Van groot belang moet worden geacht, dat men hier neergelegd vindt het alge
braïsch werken op de machine. Gezien de vele stuntelige pogingen, waarvan men
de bewijzen herhaaldelijk, vooral in buitenlandsche literatuur, aantreft om be
werkingen met negatieve getallen op de rekenmachine uit te voeren, is het een
opluchting te weten, dat men dergelijke bedrijvers van omslachtig en systeem
loos werken kan verwijzen naar den op dit gebied bestaanden eenvoudigen regel
om eens en vooral het spook van het minteeken uit te bannen.
In 23 komen de tafels aan de beurt. Schrijver maakt een aantal uitstekende
opmerkingen over de nauwkeurigheid van de interpolatie, over het gebruik, etc.
In 24 wordt het principe van de rekenlineaal besproken.
Al met al een goed boek; een aanwinst voor onze literatuur.
J. M. TIENSTRA.
Dr. P. Molenbroek. Leerboek der stereometrie. Negende druk.
IV 369 blz., 16 X 24 cm, 239 fig. P. Noordhoff N.V., Gronin
gen, 1941. Prijs: geb. f7.25.
Het boek is bewerkt door P. Wijdenes en men kan zich gemakkelijk voor
stellen, dat toen de schrijver van deze boekbeoordeeling zich tot het uitvoeren
van zijn taak neerzette, hij het vooruitzicht allesbehalve prettig vond, weer eens
variaties te moeten bedenken op de lofredenen, waar in den regel de besprekingen
van het werk van P. Wijdenes op neer plegen te komen. Te rechter tijd schoot
hem het spreekwoord „goede wijn behoeft geen krans te binnen. Hij rekent zich
dus maar ontslagen van de noodzaak zijn beschikbaren voorraad registers uit te
trekken om een passend loflied te laten hooren.
Het zij den lezers van deze regels voldoende te weten, dat het een frisch
geschreven boek is, pittig van inhoud. De redeneeringen zijn duidelijk en de
vele figuren zijn niet alleen uiterlijk goed verzorgd, maar ook doelmatig en met
zorgvuldigheid in de beste gedaante gebracht. Dit viel mij vooral op bij de hoofd
stukken over de bolmeetkunde en dat over de regelmatige veelvlakken.
Vergeleken met den vorigen druk heeft de inhoud eenige verbetering onder
gaan; ingrijpende wijzigingen waren dit blijkens het voorbericht niet, ook de
achtste druk voldeed vrijwel aan alle eischen, die men er met het oog op de
examens L. O. en K 1 aan kon stellen, aldus de heer Wijdenes in het voorbericht.
Aan een elk, die wat meer van de stereometrie wil weten dan er in een school
boek staat, zij de kennismaking met dit degelijke werk ten zeerste aanbevolen.
Het boekje bevat een groote en leerzame collectie vraagstukken. Vrijwel
tegelijk met den herdruk is een boekje met antwoorden en uitwerkingen versche
nen, 4e druk (prijs 2.60), waardoor het boek nog waardevoller voor zelfstudie
geworden is.
Zooals gewoonlijk heeft de uitgever voor een onberispelijke uitvoering zorg
9edragen' J. M. TIENSTRA.