31 Volledigheidshalve laten we hier volgen den Nederlandschen tekst van het besluit van 10 October 1940, no. 168: Besluit van de Secretarissen-Generaal van de Departementen van Justitie, van Waterstaat en van Financiën tot regeling van de onteigening ingevolge artikel 5 van het besluit betreffende den Wederopbouw (II). Op grond van par. 1 der Verordening No. 23/1940 en in overeenstemming met par. 2 en 3 der Verordening No. 3/1940 van den Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandsche gebied, wordt bepaald: Art. 1. 1. De Regeeringscommissaris voor den Wederopbouw, ingesteld bij het besluit van den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht van 21 Mei 1940 betreffende den Wederopbouw I (Staatsblad No. O. 550), draagt voortaan den titel „Algemeen Gemachtigde voor den Wederopbouw" (hierna te noemen „Al gemeen Gemachtigde"). 2. In dit besluit wordt onder „besluit betreffende den Wederopbouw II" ver staan het besluit van den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht van 24 Mei 1940 betreffende den Wederopbouw (II) (Staatsblad No. O. 552.). Art. 2. 1. De onteigening bedoeld in artikel 5 lid 1 van het besluit betreffende den Wederopbouw (II) geschiedt in het publiek belang door den Algemeen Ge machtigde ten name hetzij van een publiekrechtelijk lichaam, hetzij van een bij zonderen rechtspersoon of natuurlijken persoon. 2. Door de onteigening gaat de eigendom over te rekenen van het tijdstip, waarop de aanzegging, bedoeld in art. 5 lid 2 van het besluit betreffende den Wederopbouw (II) den burgemeester bereikt. 3. De plannen voor onteigening worden door den Algemeen Gemachtigde vast gesteld, na overleg met den Secretaris-Generaal van het Departement van Fi nanciën. Art. 3. 1. De redelijke vergoeding, welke terzake van de onteigening ver schuldigd is, wordt vastgesteld door den Algemeen Gemachtigde, na overleg met den Secretaris-Generaal van het Departement van Financiën. 2. Bij de vaststelling wordt uitgegaan van de verkoopwaarde welke de ont eigende zaak in den staat, waarin zij zich op het oogenblik van de onteigening bevond, had of zou hebben gehad op 9 Mei 1940. 3. De vergoeding en de overige op de onteigening vallende kosten komen ten laste van dengene te wiens name onteigend is. Art. 4. De Algemeen Gemachtigde bepaalt met inachtneming der volgende voorschriften, op welke wijze de betaling van de vergoeding zal plaats vinden. Art. 5. Indien de betaling van de vergoeding aan den eigenaar of aan den zakelijk gerechtigde in geld geschiedt, bepaalt de Algemeen Gemachtigde de grootte der bedragen, welke toegekend worden aan hypotheekhouders en andere rechthebbenden. Art. 6. 1. De betaling der vergoeding kan ook geheel of ten deele geschie den door toewijzing van onroerend goed, toebehoorend aan dengene, te wiens name is onteigend, aan den eigenaar van het onteigende onroerende goed. 2. Door de toewijzing gaat de eigendom over. 3. De toewijzing geschiedt door den Algemeen Gemachtigde. Hij is bevoegd, ook tegen den wil van den eigenaar, onroerend goed toe te wijzen van hoogere

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 31