33 waarde der vernielde goederen (ook schepen) op 9 Mei 1940. Uit dit besluit nemen we hier over de artt. 11 t/m 16, omdat deze voor ons doel belangrijk zijn. Artikel 11. 1. Bijdragen wegens schade aan gebouwde onroerende goederen worden niet aanstonds in geld uitbetaald, doch ingeschreven in een tot dit doel naar de voorschriften en vanwege den secretaris-generaal van het departement van financiën te voeren grootboek voor den wederopbouw, zoolang niet vol doende zekerheid bestaat, dat zij overeenkomstig de hierna volgende bepalingen besteed zijn of zullen worden voor den wederopbouw (artikel 13). 2. De inschrijvingen worden ten name gesteld van de eigenaren der onroerende goederen, ter zake waarvan de bijdragen zijn verleend. Zij dragen, te rekenen van den eersten dag van de maand volgende op die, waarin de schade is ont staan, gedurende een door den algemeen gemachtigde van geval tot geval of voor groepen van gevallen vast te stellen tijdperk, echter voor zooveel zij be trekking hebben op schade aan gebouwde onroerende goederen in de gemeenten Rotterdam en Middelburg gelegen, gedurende den tijd van ten hoogste vijf jaren en voor zooveel zij betrekking hebben op schade aan gebouwde onroerende goederen in de overige gemeenten gelegen, gedurende den tijd van ten hoogste drie jaren een rente van vier ten honderd 's jaars, betaalbaar in halfjaarlijksche termijnen. 3. De inschrijvingen en de renten kunnen behoudens het bepaalde in art. 12, lid 3 en 15, noch worden vervreemd, noch worden verpand, noch in beslag wor den genomen. De inschrijvingen blijven ook buiten het faillissement van den rechthebbende. De algemeen gemachtigde voor den wederopbouw kan overeen komstig regelen, te stellen door de secretarissen-generaal van de departementen van financiën en van justitie, in bijzondere gevallen anders beslissen. Art. 12. Bij de inschrijvingen wordt melding gemaakt van de hypotheken en andere zakelijke rechten, welke op de beschadigde goederen rusten of voor ont eigening gerust hebben. De inschrijvingen blijven tot zekerheid voor de zake lijke rechten verbonden totdat de uitbetaling van de bijdragen heeft plaats ge vonden. 2. De houders van hypotheken zijn niet gerechtigd op de hoofdsom der in schrijvingen verhaal uit te oefenen. Op de rente over de inschrijvingen kunnen zij echter wegens hun vorderingen, overeenkomstig regelen te stellen door den secretaris-generaal van het departement van financiën, voor ten hoogste drie vierde gedeelte verhaal uitoefenen en in bijzondere gevallen, met toestemming van den secretaris-generaal, ook tot een hooger bedrag. Het overschietende bedrag aan rente wordt aan dengene, te wiens naam de inschrijving staat, uitbetaald. 3. Indien gedurende het in art. 11 tweede lid, bedoelde tijdperk noch degene, te wiens naam de inschrijving staat, noch een derde ingevolge een overeenkomst, als bedoeld in art. 15 met den herbouw een aanvang heeft gemaakt en de inge schrevene niet door den algemeen gemachtigde voor den wederopbouw van de verplichting tot herbouw is vrijgesteld, kan op verzoek van hypotheekhouders, met goedkeuring van den algemeen gemachtigde voor den wederopbouw, de in schrijving ten beloope van het bedrag hunner hypothecaire vorderingen op hun naam worden overgeschreven, indien zij een plan tot herbouw aan den algemeen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 33