43 BOI fuj.Z fig.3 Dit beginsel is zeer eenvoudig en is het eenvoudigste als er geen uitzonderingen zijn. Gelijk Prof. Tienstra uiteenzette, stelt in den regel bij een zoo genaamde delimitatie de landmeter ten slotte de grenslijn voor aan partijen, die zulks dan gemeenlijk aannemen, en een onderzoek met behulp van vroegere metingen zal voor sommige complexen dan wel noodzakelijk zijn om geen verschuivingen te krijgen, die de moeilijkheden maar verplaatsen. Vele delimitatiën zullen als gevolg hebben, vooral in nieuwere bebouwingen, dat oude veldwerken in de opnemingen moeten worden opgenomen, en dus niet verloren gaan èn tevens het werk kunnen verminderen. Voor de bekrachtiging is de delimitatie evenwel noodig. Bij de delimitatie kunnen we stuiten op zoogenaamde verzwegen overdrachten. Een drietal aan de praktijk ontleende voorbeelden gaan hierbij. Fig. 1, het perceel 111 staat op naam van A, het perceel 112 staat op naam van B. In het verleden heeft een eigenaar van 111 het gedeelte b.c.f. verkocht aan den toenmaligen eigenaar van 112, een aan den hui- digen eigenaar A van 111 welbekende zaak, en de toenmalige kooper heeft de thans nog aanwezige bakkerij er op gebouwd. De tegenwoordige eigenaar B van 112 beschouwt het gedeelte b.c.f. als zijn eigendom. Bij de delimitatie verschijnen A en B en wijzen b.c.d. aan als grens. Fig. 2. De eigenaar C van 401 heeft van D gekocht het perceel

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 43