RECHT EN ADMIN 1ST RA TIE. J. J. Gorter, Landmeter van het Kadaster, Hoofd van het Bureau Ruilverkaveling te Zwolle Regeling van weiderechten bij ruilverkaveling. Reeds verschillende malen kwamen de uitvoerders van ruilver kavelingen in aanraking met bestaande weiderechten. Van de ge troffen regelingen werd in een tweetal gevallen mededeeling ge daan in dit Tijdschrift. J. F. Ilsen beschreef in jaargang 1929, blz. 105, de oplossing, zooals die in de „Haveltermade" door afkoop in geld tot stand kwam en in jaargang 1940, blz. 169, wekte O. J. Jonas onze be langstelling met zijn mededeelingen over de in de „Mheen" ge volgde handelwijze. Men behoeft er niet over te twisten, welke methode de voorkeur verdient. De oplossing hangt steeds af van de voor ieder geval bijzondere factoren en ook het eigen karakter van het te regelen recht doet zijn invloed gelden. In Havelte bestond alleen een recht van naweide, dat gelimiteerd was tot een aantal van 176 „paardeweiden", welke het laatste overblijfsel waren van de evenveel „waardeelen" der marke van Havelte. Het recht der Elburgers behoorde aan iederen ingezetene en al zal het misschien eveneens van denzelfden oorsprong zijn geweest, het had toch meer van een privilege. Bovendien had hier door het bestaan van niet alleen naweide, maar ook voorweide, het eigendomsrecht op de gronden veel min der te beteekenen dan te Havelte. Het Elburgsche recht hield traditie in, welke in de „Havelter made wegens het verhandelbaar zijn van de naweide, op den ach tergrond was geraakt. De uitvoerders der beide ruilverkavelingen stonden daarom van den beginne anders tegenover het hun voor gelegde vraagstuk.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 57