62
„de decisie op dit stuk als een recht van Eigendom reeds voor derde
halve eeuw gerigtelijk gevestigd" was en dat een beslissing in deze
kwestie bovendien buiten hun competentie lag, maar tot de „cogni
tie der regtbanken" behoorde.
Alles bleef dus bij het oude.
Voor en na moest de gemeenteraad besluiten inzake de naweide
nemen, b.v. ter toepassing van schering proportioneele verminde
ring van het aantal toe te laten stuks vee) in jaren van grasgebrek,
of wel ter vaststelling van het weidegeld voor buiten de gemeente
wonende veehouders. Dit was niets bijzonders, daar immers de
dorpsbesturen vroeger eveneens soortgelijke regelingen troffen.
In 1867 ging de Raad er toe over om de regeling der naweide
in een verordening vast te leggen en hierbij geschiedde wèl iets bij
zonders. In art. 1 dier verordening werd nl. bepaald, dat behalve
de gemeente uitsluitend tot de weide van de broeken gerechtigd
waren: van het Buiten- en Tusschenbroek de ingezetenen van IJssel-
ham en van het Marker- en Oosterbroek de overige ingezetenen
der gemeente.
Al zal de gekozen redactie haar grond in formeele redenen gehad
hebben en bedoelde de Raad niet de toeëigening van een recht door
de gemeente, er werd toch met de vaststelling van deze verordening
een bedenkelijke stap gedaan.
In feite veranderde er echter niets en het leven ging in Olde-
markt ongestoord verder.
Totdat in 1900 de verordening ingrijpend werd herzien, klaar
blijkelijk naar de wenschen van de veehouders te Oldemarkt, Paas-
loo en de Haare.
Men ging een grooten stap verder en de aanhef van artikel 1
luidde nu: „De gemeente Oldemarkt voert als rechthebbende op de
weide in de Broeklanden het beheer daarover. Zij zal op die Broek
landen, onder nader te stellen regelen, vee toelaten, zoowel van
ingezetenen als van elders wonenden". Verder werd „ten behoeve
der ingezetenen" de regeling aldus gemaakt, dat aan IJsselham de
naweide van alleen het Buitenbroek kwam en aan het overige ge
deelte der gemeente: Tusschen-, Marker- en Oosterbroek.
Bovendien werd een matig weidegeld ingevoerd.
Dit laatste ontmoette weinig tegenstand, maar zooals begrijpelijk
kwamen de IJsselhammers in het geweer tegen de verkleining hun
ner rechten.