89
tenminste een volledig bevoegde ambtenaar kan worden aangesteld, die geen
werk voor particulieren mag doen, tenzij in bepaalde gevallen met toestemming
van Ged. Staten.
Zooals te verwachten was, kon geen eenstemmigheid worden bereikt over de
vraag op welke wijze de woningvoorraad „geregeld" kan worden. De commissie
doet terzake eenige voorstellen (artt. 101/103), die door de grootst mogelijke
minderheid fel worden bestreden. De meerderheid ziet echter de te behalen voor
deden grooter dan de bezwaren, die hier ongetwijfeld zullen rijzen (blz. 28/29).
Statistische gegevens zullen in de eerste plaats noodig zijn. In art. 101 worden
dan ook regelen gesteld om zulke gegevens te doen verzamelen.
Naar het ons wil voorkomen en zooals ook elders reeds is gezegd, slaagde
de commissie erin haar denkbeelden neer te leggen in duidelijke wetsartikelen,
die in logisch verband op elkaar volgen. Het is te begrijpen, dat in de nieuwe
redacties is verwerkt al wat litteratuur en jurisprudentie over deze materie leeren.
Een paar opmerkingen slechts over de voorgestelde artikelen. We vonden
ergens iets over: „den inspecteur" zonder nadere aanduiding. Na veel zoekens
bleek toen, dat in art. 15 wordt genoemd: „de inspecteur van de volkshuis
vesting in tal van andere artt. vonden we „inspecteur" zonder meer: b.v. 91,
95, 134 enz., terwijl pas in artikel 195 vlgg. in de regeling van het Rijkstoezicht
op de naleving van de wet worden genoemd de functies van hoofdinspecteur
en inspecteur van de volkshuisvesting.
Zoo wordt ook in art. 142 reeds gesproken over een „woningcommissie",
welk instituut eerst in artikel 199 als orgaan wordt beschreven.
Wellicht zou een artikel met begripsbepalingen, zooals art. 75 voor de bouw
verordening geeft, nog kunnen worden ingelascht.
We merken ook op, dat in de artt. 7, 8 en 9 reeds sprake is van „bouwen",
„gebouwen", „bouwwerken", terwijl art. 75 de begripsbepalingen geldende voor
de geheele wet bevat. Het wil ons verder voorkomen, dat moeilijkheden zullen
rijzen uit art. 104 lid 1 sub b, waarin gesproken wordt van „als woonverblijf in
gebruik nemen". Wat wordt met „woonverblijf" bedoeld? Valt dit onder het
begrip „woning als in art. 75 beschreven? Dit zou men kunnen afleiden uit
art. 207 lid 2, waar het woord „woonverblijf" weer opduikt. Daar staat nl. „ten
aanzien van woningen en andere woonverblijven", waaruit taalkundig moet vol
gen, dat een „woonverblijf door den redacteur van de wet als een soort van
woning'' wordt beschouwd.
Uit de definitie van bouwwerk leiden we af, dat de nieuwe wet wil, dat
voor het „bouwen van een kippenhok een bouwvergunning noodig zal zijn, als
het geheel niet los boven op den grond staat en dus zonder voorbereidende
werkzaamheden kan worden verplaatst.
Artikel 77 stelt als eersten eisch voor de bouwverordening: regeling van het
plaatsen ten opzichte van den weg en van elkaar van te bouwen woningen. Nu
het ontwerp ook zijgevelrooilijnen invoert (art. 5) en elke gemeente tenminste
een rooilijnbesluit zal moeten maken (art. 7), komt het ons voor, dat art. 77
lid 1 sub a zou kunnen vervallen
Ten slotte gaat onze belangstelling in de eerste plaats wel uit naar de be-