90
palingen over ontwikkelings-, streek- en nationale plan, wat betreft de wijze van
samenstelling. Art. 4 begint met te zeggen, dat het ontwikkelingsplan bestaat uit:
a. één of meer kaarten, aangevende de bestemming der gronden. Uit art. 5 volgt,
dat hierop ook de rooilijnen moeten voorkomen.
Het is echter mogelijk, dat men alleen een rooilijnbesluit maakt (art. 7) en
nergens zegt de wet, dat hierbij een kaart noodig is. Wel bepaalt art. 45, dat bij
A. M. V. B. voorschriften worden gegeven betreffende het inrichten van ontwik
kelingsplan en rooilijnbesluiten.
Onze hoop is dus gevestigd op deze A. M. V. B.. Dat daarin eindelijk eens
afdoende maatregelen worden voorgesteld ten aanzien van het kaartwerk voor
stedebouwkundige vraagstukken, zoodat de al of niet verbeterde, zonder eenigen
technischen grondslag samengeplakte kopieën van kadastrale kaarten op schaal
1 2500 eindelijk voor dit doel eens zullen verdwijnen.
Nu zulke stringente maatregelen als een voorrangsbeginsel e.d. worden noo
dig geacht voor een juiste ruimtelijke ordening van ons vaderland, mag en moet
als eerste eisch worden gesteld, dat daaraan behoorlijk kaartwerk wordt ten
grondslag gelegd, wat ook in juridischen zin ter handhaving van de rechtszeker
heid van den grondeigendom ten zeerste noodig zal zijn.
Het ware te wenschen, dat bij het ontwerpen der A. M. V. B. ook eens werke
lijk deskundigen op het gebied van de Nederlandsche kartografie werden ge
raadpleegd. Dan is een oplossing te bereiken, die ons eindelijk verlost van voor
schriften als in het bestaande Woningbesluit, waardoor het kaartwerk der uit
breidingsplannen is afgezakt tot een peil, dat een schande is voor den stand der
geodetische wetenschap in Nederland.
Ook het streekplan (art. 46) wacht op de A. M. V. B. (art. 68) ter uitwer
king van de inrichting der kaarten en andere bescheiden.
Over het nationale plan is het wetsontwerp dermate vaag, dat men zelfs in
de vijf er aan gewijde artikelen heelemaal niets vindt over de inrichting er van.
Wel spreekt de toelichting over „de schaal van de kaart" bij de bespreking van
de artt. 69/73, maar dat is dan ook alles. Dit lijkt ons een belangrijk hiaat dat
zeker zal moeten worden aangevuld.
We verwachten hiermede voor onze lezers genoeg te hebben gegeven om de
belangstelling op te wekken voor dit werk, dat getuigt van een groote kennis van
zaken van de 15 commissieleden, die in zoo korten tijd een dergelijken arbeid tot
een goed einde brachten.
Zutphen, Januari 1941. J- J*
Dr. C. J. van Doorn. Het oude Miland en zijn water
staatkundige ontwikkeling. Vïll 4- 237 blz., 20 X 26 cm, 2 losse
kaarten en facsimile van een charter uit 1366. Kemink en Zoon N.V.,
Utrecht, z. j. (1940).
Dit als proefschrift samengestelde werk over een streek, die den Schrijver
wel aan het hart moet liggen, omdat hij midden in het beschreven gebied woont
(Zegveld ten N.W. van Woerden), blijkt de vrucht van een uitgebreide bron
nenstudie, waarbij uit stukken van de 12e eeuw af gegevens worden geput. De