93
2. Tijdschriften.
uit te spreken, dat het dikwijls moge worden geraadpleegd door onze leden, die
hier ook vele historische gegevens overzichtelijk bij elkaar zullen vinden.
Zutphen, Januari 1941. J H J
N. J. 1940/816. De Hooge Raad (1 April 1940) besliste nog eens weer, dat
een waterschap bij keur mag verbieden zonder vergunning koeien te laten gra
zen op glooiingen van dijken. Het betreft hier een in art. 625 B.W. toegelaten
beperking van den eigendom door het daartoe bevoegde gezag.
855. Hooge Raad 24 Juni 1940. Een toepassing van de Verkeerswet tegen
lintbebouwing van 1937, waarbij het college bevestigde een vonnis van Kanton
rechter en Rechtbank, dat in casu een uitweg werd gebruikt in strijd met die
wet. Een sinds 1925 bestaande uitweg zou tevens worden gebruikt voor een
langs dien weg staande consumptietent. De eischer tot cassatie had aan het Rijk
een strook grond voor wegverbreeding verkocht en daarbij bedongen (op 24 Juni
1937), dat hij mocht blijven uitwegen op den verbreeden Rijksweg. Echter toen
hij dien uitweg ook ging gebruiken voor zijn consumptietent, trof hem een straf
vonnis, omdat hij zonder de vereischte ontheffing het gebruik van den uitweg
had verzwaard na 2 Februari 1937 (indiening van het wetsontwerp bij de Tweede
Kamer). Had hij zijn uitweg ook reeds vóór dien datum in denzelfden omvang
uitgeoefend, dan ware hij straffeloos gebleven.
893. Hooge Raad (2 October 1940). Vele gemeenten heffen belasting onder
namen als straat-, weg-, baatbelasting e.d. Meestal wordt hierbij gebruik ge
maakt van de belastbare opbrengst uit den kadastralen legger. De redactie van
de verordening kan soms tot allerlei vreemde uitkomsten leiden. Hier berechtte
de Hooge Raad het geval, dat zoowel de Gemeente als de Raad van Beroep vol
hielden, dat ontheffing wegens het 12 maanden lang ongebruikt zijn, alleen kon
volgen als het geheele kadastrale nummer (dus gebouwen en aanhoorigheden)
gedurende dien termijn niet gebruikt zou zijn. De Hooge Raad besliste echter,
dat dit uit de verordening niet is te lezen (de tekst is opgenomen), zoodat de
Raad van Beroep de zaak terugkrijgt en moet onderzoeken of het gedeelte van
het perceel (één der gebouwen met erf), dat ongebruikt was, op zichzelf als een
gebouwd eigendom is te beschouwen, dus los van de vraag, of het een geheel
kadastraal nummer vormt. Waar het hier gaat om een bedrag van op zijn minst
100 aan belasting, zou het de kosten loonen om een kadastrale splitsing in twee
perceelen aan te vragen. Wij herinneren ons een geval uit de praktijk, dat we
op aanvrage vier belendende pakhuizen, afzonderlijk gekadastreerd, hoewel ze
alle inwendig gemeenschap hadden, ook door doorgaande buizen voor graan-
storten e.d., tot één perceel hebben vereenigd, wat voor den aanvrager een
groote besparing in de gemeentelijke baatbelasting gaf.
989. Hooge Raad (30 October 1940). De eigenaar van een huis aan de Kei
zersgracht te Amsterdam, waarvoor een afgepaalde stoep was gelegen, werd in
de precariobelasting aangeslagen wegens het hebben tegen den gevel van een
plat reclamebord, dat „zich bevond buiten het opgaande gevelvlak boven de
stoep". De eigenaar beriep zich op zijn eigendomsrecht van de stoep om deze