9 als men afziet van de mogelijkheden, die in de ruilverkavelingsovereenkomst nog verborgen liggen. Meyn nu stelt voorop, dat direct kan worden toegegeven, dat stedelijke ruilverkaveling uitkomst zal brengen om de vele moeilijk heden bij het verschaffen van goede bouwterreinen (die eerst uit voerig worden geschetst) te ondervangen. Hij staat echter een oogenblik stil bij de vraag of wettelijke dwang hier gerechtvaardigd is, omdat er immers is de mogelijkheid van vrijwillige ruilverkave ling. Hij meent echter de vraag bevestigend te mogen beantwoor den, omdat verschillende voorbeelden bekend zijn, dat zulke pogin gen door de halsstarrigheid van een enkeling schipbreuk leden, terwijl er ook nog vele gevallen niet bekend zullen zijn geworden. Bovendien meent hij, dat als zooveel vaklieden in woord en ge schrift aandringen op deze maatregelen, het bewijs is geleverd dat ze werkelijk noodig zijn. Bij „Zusammenlegung" grijpt de wetgever veel dieper soms in de private belangen in, bij „Umlegung" is op zijn hoogst eenige verschuiving in ligging van het perceel of een verandering van grenzen het gevolg. Meyn kan echter niet toegeven, dat Umlegung de grondspeculatie en prijsopdrijving zou tegengaan. Immers, zoo zegt hij, goede waar maakt een hoogeren prijs. Maakt men betere bouwterreinen, dan zullen ook de prijzen hooger worden. Dit is echter niet zoo erg, veel belangrijker is dat de volksgezondheid door goede bouwterreinen wordt bevorderd, doordat men doelmatiger wat licht- en luchttoetreding betreft zal kunnen bouwen, waarmede hij voldoende gronden aanwezig acht te zijn voor een wettelijk in grijpen. In het ontwerp Adickes worden twee onderwerpen geregeld om goede bouwterreinen te verkrijgen, n.l. de Umlegung en de Zó- nenenteignung. (De laatste zal hier niet worden besproken). In par. 2 stelt Adickes voor, de begrenzing van het blok te laten afhangen van een vastgesteld uitbreidingsplan (of een deel er van), door natuurlijke grenzen dan wel geprojecteerde of bestaande stra ten omgeven. Meyn vindt dat dit te ver gaat, één of op zijn hoogst eenige aaneengelegen bouwblokken (er moet dus een stratenplan zijn) moet men tegelijk behandelen. Het is immers zeer goed moge lijk, dat in een bepaald blok de perceelen vrij goed liggen, waar men dus zonder wettelijke procedure een goeden toestand kan bereiken. Uit de omvangrijke litteratuur blijkt wel, dat de begrenzing van het

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1941 | | pagina 9