19
worden, door ook voor deze tijdtransformatie een hulpmiddel te
verschaffen, waardoor de almanak overbodig wordt.
We zullen veronderstellen, dat het waarnemingsmoment bekend
wordt in middelbaren zonnetijd van Greenwich; met andere woor
den, dat het moment van doorgang van Polaris over den verticalen
draad van den theodoliet wordt afgelezen op een horloge, waarvan
de correctie tot middelbaren zonnetijd van Greenwich is bepaald,
b.v. door middel van radiotijdseinen.
De in onze tabellen voorkomende grootheid r is echter de
plaatselijke middelbare sterretijd. Het is dus noodzakelijk den waar
genomen middelbaren zonnetijd van Greenwich te transformeeren
in plaatselijken middelbaren sterretijd.
De formule hiervoor luidt:
r to -f q (mG m0) AGp - n 24" 18)
Hierin is:
ma middelbare zonnetijd van Greenwich,
mo willekeurig referentiemoment, uitgedrukt in middelbaren
zonnetijd van Greenwich,
to hetzelfde referentiemoment, uitgedrukt in middelbaren
sterretijd van Greenwich,
t plaatselijke middelbare sterretijd,
'agp lengteverschil Greenwich-plaats van waarneming,
q een factor gelijk aan 366,2422 365,2422.
Splitst men het tijdvak mG ma in j kalenderjaren, m maanden,
d middelbare solaire dagen en u midd. sol. uren, dan kan men
(18) schrijven in den vorm
r u n 7-2 7-3 7-4 A ap(19)
waarin:
7"i 7-0 qj n, 24"
T2—qm m 24"
T3 q d n3 24"
7-4 (q 1) u.
De waarden van 7-1 tot en met 7-4 zijn gegeven in de tabellen
IIV. Bij de samenstelling van deze tabellen kozen we het refe
rentiemoment:
m0 0 uur op 1 Januari 1940,
waarmede volgens den astronomischen almanak van dat jaar cor
respondeert:
to 6" 38" 01+.
Voor de berekening van de in (19) voorkomende geografische
lengte \Gp van de plaats van waarneming uit de rechthoekige
coördinaten in stereografische projectie kan gebruik worden ge
maakt van het uitstekende door Haasbroek ontworpen en in jaar
gang 1939 van dit tijdschrift (blz. 164) beschreven nomogram.