22
1Instrument opstellen.
2. Richten op Polaris, chronometer en horizontalen rand aflezen
3. Richten op terrestrisch voorwerp, horizontalen rand aflezen
4. Zie 3.
5. Zie 2.
6. Zie 1
Daarbij is verondersteld, dat een helper alle aflezingen noteert en
den chronometer afleest. Tusschen de vierde en de vijfde dubbele
serie wordt de kijker doorgeslagen en de rand 100 gr gedraaid.
Omdat in de schemering Polaris nog niet met het bloote oog
zichtbaar is, is het noodig van te voren het azimuth, dat Polaris op
het moment van de eerste waarneming zal bereiken, globaal te be
rekenen tot op ongeveer 1 dgr. Hiertoe kunnen de tabellen IVI
worden gebruikt, terwijl de tabellen VII en VIII bij deze berekening
buiten beschouwing kunnen blijven. Verder moet men een globale
waarde hebben van het azimuth van de lijn, waarvan men het azi
muth zal bepalen, teneinde de vizierlijn van den kijker in het be
rekende azimuth van Polaris te kunnen brengen. Is het berekenen
van een globale waarde van het azimuth van de lijn der terrestri-
sche punten bezwaarlijk of onmogelijk, dan kan men de waarne
mingen uitvoeren in de ochtendschemering, nadat men gedurende
de voorafgaande duisternis den kijker heeft gericht op de dan met
het bloote oog zichtbare Poolster.
Voorbeeld van waarneming en berekening.
Met een theodoliet van Zeiss Nr 51379 (Type Th. II) zonder
ruiterniveau werd het azimuth Delft I (meridiaanpeiler van het
Geodesiegebouw) - Delft XI (bibliotheek der Techn. Hoogeschool)
waargenomen. Deze punten liggen op een onderlingen afstand van
rond 900 meter.
De waarnemingsstaaat is hieronder afgedrukt, terwijl van de
eerste twee series de berekening is gegeven. Wanneer men had
moeten werken met de exacte formule, zou men ter besparing van
tijd en moeite zeker de beide waarnemingsuitkomsten van een dub
bele serie gemiddeld en dus slechts acht berekeningen uitgevoerd
hebben. De veel eenvoudiger berekening met onze tabellen laat het
echter toe, alle zestien series door te rekenen om zoodoende beter
inzicht te krijgen in de nauwkeurigheid van de waarneming.
De uitkomsten van deze berekeningen en de berekening van de
middelbare fouten zijn opljblz. 25 gegeven.
Het resultaat is een astronomisch azimuth van de genoemde lijn
van 360,8303 gr, waarbij de meridiaanconvergentie (berekend met
het nomogram van Haasbroek, zie jaargang 1939, blz. 162) ten be
drage van 0,8931 gr moet worden opgeteld om het geodetisch azi
muth 361,7234 gr te verkrijgen.
De middelbare fout in de enkele waarneming van een azimuth
werd op twee manieren berekend. Ten eerste uit de differenties d
tusschen de uitkomsten van de twee componenten van elke dubbele
serie, ten tweede uit de verschillen v tusschen de uitkomsten van