32
(20)
(n - m) [gk]
waarin x en y de coördinaten zijn van het vereffende punt en xk en
ijk de coördinaten van de snijpunten der stralen in de foutentoo-
nende figuur.
Evenals in 2 beschouwen we Nweer als een gewicht gk en
zoo vinden we tenslotte:
\9k (x-xf]
n m) [gk]
en op dezelfde wijze:
[gk (9—9/]
m
(19)
De gewichten gk zijn weer dezelfde als in 3 zijn bepaald.
5. Willen we nu op de hierboven geschetste wijze een vraag
stuk behandelen, dan verloopt de constructie als volgt:
1. Op de bekende wijze wordt de foutentoonende figuur samen
gesteld. Hierbij kan nog het volgende worden opgemerkt. Voor
de reductie van de foutenvergelijkingen gaat Prof. Tienstra op
pag. 52 van zijn artikel de inverse punten verschuiven. Hebben
we een combinatie van binnen- en buitenrichtingen, dan moet
deze werkwijze wel gevolgd worden. Hebben we echter alleen
binnenrichtingen, dan bereiken we precies hetzelfde wanneer
we het coördinatenstelsel evenwijdig naar het zwaartepunt der
inverse punten verplaatsen en dan verder dit punt als oorsprong
van het stelsel beschouwen.
2. De coördinaten van alle snijpunten der stralen worden uitge-
past en in een hulpformulier ingevuld (op millimeterpapier wor
den de waarden direct afgelezen).
3. Met den hyperboolplanimeter worden de gewichten g;. bepaald.
4. In het hulpformulier berekenen we nu: Ar en A y.
5. Met behulp van het nomogram van Prof. Tienstra worden de
verschuivingen v uitgepast.
6. Berekend wordt: u2 (middelbare fout in de gemeten
n m
richting).
7. Uitgepast (of uit het hulpformulier bepaald) worden: (x xk)
en (y
8. In het hulpformulier worden berekend: mA en my.
6. Prof. Tienstra schrijft op pag. 53 van zijn artikel, dat men
in normale gevallen de ligging van het definitieve punt in de fou
tentoonende figuur gerust op het oog mag bepalen. Een aardig
hulpmiddeltje hierbij is het volgende. Met behulp van het bekende
nomogram of met de formule:
n"
10 p