4
nl. in de verschijnselen zelf. Deze zijn: precessie, nutatie, aberratie,
eigen beweging.
We stellen ons voor deze onderwerpen achtereenvolgens kort te
behandelen en daarbij, teneinde het betoog niet door te veel for
mules te storen, alle goniometrische afleidingen weg te laten. Het
spreekt vanzelf, dat we den belangstellenden lezer desgewenscht de
volledige afleidingen gaarne willen mededeelen. Ook zullen eenige
finesses, b.v. die betreffende het raadplegen van de gebruikte
„Tables of the Sun" van Newcomb in de „Astronomical Papers of
the American Ephemeris" Vol. VIII, welke voor den lezer van
weinig belang zijn, worden gesupprimeerd.
Precessie.
Het is een bekend en in de gyrostasie verklaard feit, dat een ro-
teerend lichaam onder den invloed van een koppel, behalve de
rotatie, een tweede beweging („precessie") uitvoert, waarbij de
draaiingsas een kegelmantel beschrijft. Een huiselijk voorbeeld hier
van is een draaiende tol; de resultante van de zwaartekracht, welke
in het zwaartepunt aangrijpt, levert een koppel ten opzichte van het
ondersteuningspunt. Bij de aarde kan men een soortgelijk verschijn
sel opmerken. De aarde heeft bij benadering den vorm van een
omwentelingsellipsoïde, waarvan de korte as, ongeveer samenval
lende met de rotatie-as, een hoek van 23,5° maakt met de normaa,
op het eclipticavlak, d.i. het vlak van de aardbaan. Was de aarde
een homoqene bol, dan zou de resultante van de aantrekkingskracht
■niet in het zwaartepunt O aangrijpen, want het lichaam Q onder
gaat een sterkere aantrekking dan het verder van de zon gelegen
lichaam P. Deze resultante, welke voorgesteld is door de getrok
ken pijl, zal dus een koppel ten opzichte van het zwaartepunt le
veren. Het gevolg is een precessioneele beweging van de aarde.
Daarbij beschrijft de rotatie-as een kegelmantel om de normaal op
het eclipticavlak, zoodat de equatorpool zich in een kleinen cirkel
om de eclipticapool beweegt.
Bedenkt men, dat bij een stand van de zon in een richting lood
recht op het vlak van fig. 1 (d.i. op 21 Maart of 21 September).
van de zon in het middel
punt O (zwaartepunt)
aangrijpen en zou dus
geen koppel ontstaan.
Dit is geïllustreerd door
de stippellijnen in fig. 1,
welke een doorsnede van
de aarde voorstelt tijdens
haar stand op 21 Juni.
De resultante van
de aantrekkingskrachten
door de zon uitgeoefend
op de resteerende licha
men P en Q, zal echter
J_mlAAr> 1