RECHT EN ADMINISTRA TIE.
50
Toewijzing van kavels aan den Staat bij ruilverkaveling.
Boekbeoordeelingen
Mr J. W. Keise r, Groningen
Op blz. 193 e.v. van den jaargang 1940 van dit tijdschrift komt een
artikel voor van den heer J. J. Gorter: „Natuurschoon en ruilver
kaveling". Hij zet hierin uiteen, hoe mooier terreinen in een verkavelings-
blok eenigszins gespaard kunnen worden, indien de uitvoerende instan
ties gevoel voor de schoonheid van het landschap toonen bij haar werk
zaamheden. Met belangstelling heb ik kennis genomen hiervan. In het
begin van zijn artikel vermeldt de schrijver eenige bepalingen van de
Ruilverkavelingswet, krachtens welke natuurschoon gespaard zou kun
nen worden. Hij noemt o.a. art. 13 lid 3. Hierover wilde ik nog iets op
merken.
Terwijl de artt. 12 en 89 bepalen, dat ieder, die grond in het verkave-
lingsblok bezat, zooveel mogelijk gelijke oppervlakte terugkrijgt, en dat
ieder bijdraagt in de kosten van verkaveling, zegt art. 13, dat het moge
lijk is, dat een gerechtigde de kosten niet betaalt, doch iets minder grond
krijgt toebedeeld. Art. 13 lid 3 zegt, dat kavels aan den Staat kunnen
worden toegedeeld. De heer Gorter ziet hierin een mogelijkheid tot
bewaring van natuurschoon. Waarschijnlijk is zijn gedachtengang
deze. Wanneer in het verkavelingsblok een stuk rietland ligt, dat uit een
oogpunt van natuurschoon de moeite waard is, kan het zijn, dat de Cul
tuurtechnische Dienst deze voert in den regel de ruilverkaveling uit
op advies van de Commissie-Weevers bij het Staatsboschbeheer dit ter
rein niet in de verkaveling betrekt. Geen van de gerechtigden zal dit stuk
onproductief rietland begeeren, ook de vroegere bezitter niet. Nu kan
het terrein aan het Staatsboschbeheer worden toegedeeld, welke het op
de lijst van natuurmonumenten plaatst. In antwoord op het eindverslag
bij de beraadslagingen over de Wet heeft de Minister echter opgemerkt,
dat lid 3 is toegevoegd, speciaal om den Staat gelegenheid te geven
modelboerderijen neer te zetten op de hem toegewezen kavels. Het lijkt
mij daarom te gewaagd, om lid 3 voor tegenovergesteld oogmerk, nl.
natuurbescherming te gebruiken.
Die Gestaltung des deutschen Dorfes. Planungsheft 7/1 des
Reichsheimstattenamtes. 40 blz., 23 X 31 cm. Verlag der Deutschen
Arbeitsfront, Berlin, 1941. RM 2.80.
Die Gestaltung des Bauernhofes. Planungsheft 7/2 des Reichs
heimstattenamtes. 45 blz., 23 X 31 cm. Verlag der Deutschen Arbeits
front, Berlin, 1941. RM 2.80.
In deze afleveringen wordt de opbouw van de dorpen en van de boerderijen
in de veroverde gebieden in het Oosten aan een beschouwing onderworpen,
waarbij getracht wordt een oplossing te geven van de vragen, welke zich bij de