53
eersten opslag schijnt aan te duiden. Hij verwijst daarvoor naar de ge
schiedenis van het Depot-Generaal van Oorlog in Frankrijk, hetgeen
reeds 119 jaren bestaat en gedurende den laatsten oorlog tot een zeer
grooten trap van volmaaktheid is opgeklommen, om overtuigd te zijn,
dat daardoor geen bloote verzameling van binnen- en buitenlandsche
kaarten verstaan wordt, maar dat integendeel daaraan zoodanige werk
zaamheden verbonden zijn, als welke een zeer aanzienlijken invloed heb
ben gehad op de bijna ongelooflijke voordeelen door de Fransche legers
successievelijk en onafgebroken op den vijand behaald.1)
De Koning vond het ontwerp te duur, waarom het aan den kolonel
Krayenhoff weder werd toegezonden met verzoek een minder kostbaar
ontwerp in te dienen. Bij die gelegenheid oordeelde de Koning, dat aan
het hoofd van het Depot-Generaal geen Directeur-Generaal moest
staan, doch een Directeur. We zien dan ook, dat de organisatie van het
depot (decreet van 28 December 1807, nr 11) bestaat uit o.a. één direc
teur.
Ingevolge het decreet van 8 Juli 1806, nr 29 werd het Depot-Generaal
van Oorlog verdeeld le in een Topographisch Bureau, waar de kaarten
van het Koninkrijk bewaard, verbeterd en gedresseerd werden; 2e in
een bureau der Maritieme plans en kaarten, hetwelk een gedeelte zou
uitmaken van het Departement van Marine, doch onder de bevelen van
den Directeur van het Depot-Generaal van Oorlog zou staan; 3e in een
Topografisch Bureau der Koloniën, waar bewaard zouden worden alle
kaarten, plans en memoriën tot de koloniën betrekkelijk. Dit bureau zou
een gedeelte uitmaken van het Ministerie van Koophandel en Koloniën,
doch eveneens onder de bevelen van den directeur van het Depot-Gene
raal van Oorlog staan. Later is ook nog een depot der artillerie en genie
in de organisatie van het Depot-Generaal van Oorlog opgenomen, waar
bij zouden worden geplaatst a. alle.plans, reliefs, memoriën etc.; b. alle
plans van vestingen en fortificatiewerken; c. alle zoodanige situatie-
kaarten geteekend, of gedrukt, betrekking hebbend op de defensie van
het frontier.
De directeur van het Depot-Generaal van Oorlog kreeg dus onder zijn
bevelen de directeuren van genoemde depots, ook nog een z.g. divisie
aardrijkskundige ingenieurs, een gedeelte uitmakende van den Generalen
Staf van het leger.
De Krijgskundige Geschiedenis van Holland, van het begin der 19de
eeuw af, zou door de zorg en onder toezicht van meergenoemden Direc
teur van het Depot-Generaal van Oorlog worden beschreven.
Voor de samenstelling van de kaart van het Koninkrijk Holland kreeg
de directeur dus de beschikking over een divisie aardrijkskundige inge
nieurs. Een zevental geographische ingenieurs van den Generalen Staf
werd aan kolonel Krayenhoff toegevoegd. Zij moesten uitstekende ta
lenten bezitten, een bijzonderen aanleg hebben voor de door hen te ver
richten werkzaamheden. De ingenieurs kwamen te staan onder de be
velen van den onderdirecteur van het Depot-Generaal van Oorlog,
luitenant-kolonel van den Generalen Staf, M. J. de Man, daarvoor be
noemd bij decreet van 20 December 1807, nr 11, tevens belast met het
J) Inventaris Depot-Generaal van Oorlog, nr 34a.