54
toezicht op de geographische ingenieurs.
Kort nadat tot de oprichting van het Depot-Generaal van Oorlog was
besloten, werd tot onderdirecteur ervan benoemd M. Snouckaert van
Schauburg, directeur der militaire plans en kaarten bij het Ministerie
van Oorlog. De directeur van deze afdeeling kreeg in Augustus van het
jaar 1806 reeds opdracht om de militaire kaarten en plans bij het Mi
nisterie van Oorlog aanwezig, aan het Depot-Generaal van Oorlog over
te geven.
Zooals we reeds zagen werd Snouckaert van Schauburg in het vol
gend jaar opgevolgd als onderdirecteur door luitenant-kolonel De Man.
De formatie van het Depot-Generaal van Oorlog, bepaald bij decreet
van 20 December 1807, nr 11, bestond uit o.a. 1 directeur, 1 sous-direc
teur, tevens chef van de geographische ingenieurs, 1 directeur voor het
depot van marine, 1 directeur voor dat van koloniën en 1 voor het depot
van de artillerie en genie. Verder 1 chef-conservateur van de kaarten,
2 graveurs, 2 klerken en 1 bureau-bediende, tevens concierge. Later is
ook nog een historie-schrijver benoemd.
Wanneer de ingenieurs te velde waren, werd hun toegevoegd 1 ser
geant, 2 korporaals en 12 mineurs. De korporaals en de mineurs moesten
dan de meetkettingen dragen en uitleggen, instrumenten dragen en de
bakens stellen. De sergeant moest zorg dragen voor het uitvoeren der
orders en toezicht houden. Ter beschikking van iedere brigade werd
gesteld een legerwagen bespannen met 4 paarden en 2 rijknechten.
Tot directeur van het depot van koloniën werd aanvankelijk benoemd
A. Ambt Czn., sedert 1 Maart 1808 reeds werkzaam bij den Directeur
van het Depot-Generaal van Oorlog. Kapitein-luitenant ter zee I. H.
Dibbetz was reeds in Februari 1808 als directeur van het depot van
marine opgetreden. Na diens overlijden werd de gepensionneerde luite
nant-kolonel der artillerie F. Seeger benoemd tot directeur. De Koning
verlangde evenwel, dat voor laatstgenoemde betrekking een zeeofficier
zou worden voorgedragen, terwijl de Minister van Marine en Koloniën
voor beide depots één directeur wenschte. Als gevolg hiervan werd tot
directeur van het depot van marine benoemd de eerste luitenant ter zee
Hugo van den Ende, chef de bureau bij de 4e divisie van het Departe
ment van Marine, en voor dat van koloniën Theodorus Brunsveld van
Huiten, kapitein der genie. Deze laatste was van 1802 af werkzaam ge
weest als kapitein-ingenieur in de kolonie Suriname.
Luitenant-ingenieur Ph. van Zuylen van Nijevelt werd directeur
van het depot der artillerie en genie.
Het Depot-Generaal van Oorlog werd ondergebracht in de sociëteit
,,De Harmonie" in de Lange Houtstraat op den hoek van de Doelen
straat te 's-Gravenhage. Dit gebouw moest 25 Augustus 1806 ontruimd
zijn en werd voor zes jaar gehuurd. In het begin van het jaar 1808 zijn
er plannen geweest om het depot naar Utrecht te verplaatsen, doch we
gens de daaraan verbonden kosten is hiervan afgezien. Toen echter in
April van dat jaar de Koning naar Amsterdam verhuisde, werd de vol
gende maand bevolen, dat het Depot-Generaal van Oorlog naar Amster
dam zou worden verplaatst.
In October van dat jaar werden de noodige maatregelen getroffen
voor de verzending van het archief. Een gedeelte van het personeel was