80 Objektiv Bildebene Qkular gebracht, zich bevindt in het beeldvlak van het objectief, is het geheele ge zichtsveld vrij, terwijl de diagramlijnen het beeld van de baak snijden. Dit maakt de aflezing gemakkelijker en nauwkeuriger dan bij de oorspronkelijke constructie. Bovendien is bij de overbrenging van de verandering van de kijkerhelling op de diagramschijf een viervou dige versnelling toegepast, teneinde de diagram- lijnen een minder sterke kromming te kunnen geven, zoodat ze de baak onder een gunstiger hoek snijden. Een bezwaar van de mechanische overbrenging kan de mogelijkheid van slijtage zijn. Omdat dit natuurlijk eerst na veelvuldig gebruik zal kunnen blijken, zijn er hieromtrent nog geen gegevens. De oplossing, die gegeven is in de Dahlta, vereenigt de voordeelen van beide systemen en voegt er nog een enkele aan toe. De diagram- lijnen zijn naast de randverdeeling aangebracht op den glazen verticalen rand, welke is be vestigd aan de verticale alhidade. De onder linge stand van de diagramlijnen en de rand verdeeling is daardoor onveranderlijk en dus steeds zoo goed als op het moment van de fa bricage. Door de bekende eenvoudige regeling van het alhidadeniveau ter verwijdering van een indexfout van den verticalen rand, door het meten van een helling in twee kijkerstanden, Fig. 1. verkrijgt men dus automatisch den juisten on- Rcductietachymeter Dahlta. derlingen stand van diagram en richtlijn van dat niveau. De diagramlijnen worden evenals de randverdeeling in den kijker zichtbaar (zie fig. 3), doordat de door den kijker gaande lichtstralen den verticalen rand passeeren. Om dit mogelijk te maken worden deze lichtstralen tweemaal door prisma's geknikt, voordat ze het oculair, dat t.o.v. de kijkerbuis excentrisch is geplaatst, bereiken (zie fig. 2). Deze ingenieuse constructie heeft de voordeelen van een ge heel vrij gezichtsveld en van dia gramlijnen, die het beeld van de baak snijden en bovendien door de betrekkelijk groote afmetingen van het diagram geringe krom ming hebben. Bovendien mist ze het nadeel van een mechanische overbrenging. De vermenigvuldigconstante voor de afstandmeting is 100. Voor de meting van het hoogte verschil zijn drie krommen getee- kend met constanten 100, 20 en 10 voor hellingen van resp. 07 gr, 7—26 gr en 1249 gr. Het spreekt vanzelf, dat de te berei ken nauwkeurigheid niet alleen van den afstand maar ook van de helling afhangt, doordat de fou ten bij het verticaal houden van de baak bij groote hellingen ster ker invloed hebben, dan bij kleine hellingen. Fig. 2. Gang van de lichtstralen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1942 | | pagina 80