83
paragraaf over barometrische hoogtemeting. Het berekenen van lemniscaten als
overgangsbogen is behandeld door Ir A. van der Weele.
De voorgeschiedenis van het totstandkomen van dit boek vindt men in het
voorbericht. Eerst zou Ir van Steenis slechts den tweeden druk verzorgen van
het boek „Landmeten en Waterpassen" door A. de Eos. Pro[. Schermerhorn
heeft de gedachte geopperd aan den oorspronkelijken opzet een uitbreiding te
geven en het boek ook geschikt te maken voor het hooger technisch onderwijs.
Zoo ontstond dan dit oorspronkelijke leerboek der landmeetkunde. Volgens de
schrijvers heeft het boek t.a.v. de voortgezette studie der civiel-landmeters, uit
gezonderd voor een enkel onderdeel, geenerlei pretentie. Wanneer gezegd wordt,
dat het boek geschikt is voor hooger technisch onderwijs, wordt hierbij gedacht
aan het onderwijs aan studenten voor civiel- en mijnbouwkundig ingenieur en
aan het eerste onderwijs aan landmeters.
Het boek is verdeeld in 6 deelen:
A. Algemeene begrippen, onderdeelen en hulpmiddelen.
B. Hoogtemeting.
C. Situatiemeting, kaarteering en grootteberekening.
D. Bepaling van den meetkundigen grondslag.
E. Gelijktijdige meting van hoogte en situatie.
F. Toepassingen der landmeetkunde in het maatschappelijk leven.
Deel A bestaat uit de hoofdstukken: I. Inleiding; II. Kaarten (algemeene be
schouwing, indeeling der kaarten naar het doel, kartografie van Nederland, Ne-
derlandsch Oost-Indië, België); III. Algemeene begrippen uit het landmeten
(maatstelsels, formulieren, coördinatenberekening, richting der coördinaatassen,
hoeken en richtingen, invloed van fouten in de metingen, methoden voor de be
paling van punten); IV. Onderdeelen van instrumenten (optische afbeelding, de
eenvoudigste optische hulpmiddelen bij het zien, de richtkijker, de microscoop,
het niveau, gebruik en regeling van niveau's, asconstructie en fijnbeweging, op
stelling van instrumenten).
Dit deel valt op door de zeer systematische behandeling van de stof; voor
waar met het oog op het heterogene karakter er van geen kleinigheid. De op
neming van het hoofdstuk „Kaarten" lijkt mij een zeer gelukkige gedachte. Ver
der valt de duidelijke uiteenzetting over begrippen als vergrooting, helderheid
en oplossend vermogen van kijkers en de heldere theorie over den richtkijker
zeer te roemen.
Deel B omvat de hoofdstukken: V. Vergelijkingsvlakken ten behoeve van de
hoogte. Directe meting van hoogteverschillen (A.P. en N.A.P., verspreiding van
het N.A.P., vergelijkingsvlakken en verspreiding van het peil in België, idem
in Nederlandsch Oost-Indië, vloeistof-waterpas, barometrische hoogtemeting);
VI. Hulpmiddelen bij het waterpassen (regelingseischen en indeeling van water
pasinstrumenten, waterpasinstrument type „alles vast", waterpasinstrument met
reversieniveau, verouderde waterpasinstrumenten, eischen van mechanischen
aard welke men, met het oog op de regeling, aan waterpasinstrumenten moet
stellen, elimineeren van ontregelingsfouten, vergelijking der instrumenten, baken
en baakopstelling); VII. Uitvoering en berekening van waterpassingen (uitvoe
ring eener doorgaande waterpassing, foutenbronnen bij de doorgaande water
passing, middelen tot verhooging van de nauwkeurigheid eener doorgaande wa
terpassing, vereffening, berekening en nauwkeurigheid van idem, profielwater
passing, vlaktewaterpassing, overbrengen van het peil over breede stroomen.
Afgezien van de vereffening, die zonder foutentheorie niet afdoende te be
handelen is, bevat dit hoofdstuk een zeer volledige theorie over het waterpas
sen. Wanneer men de behoeften van het geringe aantal specialisten buiten be
schouwing laat, zal vrijwel elkeen, die met het waterpassen in aanraking komt,
met de kennis van het hier behandelde ruimschoots kunnen volstaan. Het zal
veel lezers een genoegen doen te vernemen, dat een pleidooi voor de „Dieperink"-
baak wordt gehouden, waarvan gezegd wordt: „ondanks dit zeer gunstige resul
taat heeft deze baak, geheel ten onrechte, buiten Nederland weinig toepassing
gevonden". Van veel belang is het groote aantal practische wenken, dat in den
tekst verwerkt is.
In deel C treft men de volgende hoofdstukken aan: VIII. Directe lengtemeting
en uitbakening van rechte lijnen (hulpmiddelen, directe lengtemeting, uitbakening
van rechte lijnen); IX. Detailmeting en kaarteering (algemeene inrichting der