84 detailmeting, methoden van detailmeting, kaarteering, voorbeelden van detail meting, vergelijking der methoden van verschillende gezichtspunten uit, eenvou dige berekeningen bij de detailmeting); X. Oppervlaktebepaling (inleiding, numerische en grafische methoden van oppervlaktebepaling, planimeters, ge mengde methoden van oppervlaktebepaling, inrichting der detailmeting met het oog op de oppervlaktebepaling, nauwkeurigheid van de oppervlaktebepaling). Ook de inhoud van dit hoofdstuk is ruim voldoende voor een eerste kennis making. Men zie b.v. hetgeen over oppervlakteberekening wordt gegeven. Dit onderwerp, dat veelal in boeken over landmeetkunde stiefmoederlijk wordt be handeld, komt hier zeer behoorlijk tot zijn recht. Hetzelfde geldt voor de detail meting. Deel D bevat de hoofdstukken: XI. Constructie van den theodoliet (algemeene beschrijving, rand verdeeling, afleesinrichtingen, opstelling van den theodoliet); XII. Regeling en gebruik van den theodoliet (invloed van de ontregeling op de meting van horizontale richtingen, regeling van den theodoliet voor het meten van horizontale richtingen, meting van horizontale richtingen of hoeken met een theodoliet, meting van verticale hoeken met een theodoliet, trigonometrische hoogtemeting); XIII. De boussole (de magneetnaald, typen van boussole-instru- menten, onderlinge vergelijking der boussoles)XIV. Gegevens bij de punts- bepaling (punten, Rijksdriehoeksmeting, staat van waarnemingen en uitkomsten). XV. Insnijding van punten (voorwaartsche en achterwaartsche insnijding). XVI. Driehoeksmeting (inrichting eener driehoeksmeting in verband met de bereke ning, controle op en vereffening van de gemeten hoeken, bepaling van de lengten der zijden van een driehoeksnet, berekening van de coördinaten van de hoek punten van een driehoeksnet); XVII. Veelhoeksmeting (vormen van veel hoeken, berekening van een volledig aangesloten veelhoek, bestrijding van den invloed van fouten bij veelhoeksmeting, bijzondere gevallen van veelhoeksmeting); XVIII. Aansluitingsmethoden (inleiding, gelijkvormigheidstransformatie, affine aansluiting aan drie punten, toepassing van de coördinatentransformatie). Dit deel is eveneens uitstekend opgezet. De vele en goede illustraties zijn hier vooral weer op hun plaats. Zeer pittig is de boussole behandeld. Deel E bestaat uit de hoofdstukken: XIX. Indirecte lengtemeting (methoden van indirecte lengtemeting, dradenafstandsmeters, dubbelafstandsmeters, afstands meters met vaste basis, afstandsmeting met hellende vizierlijn, onderzoek en nauwkeurigheid van afstandsmeters); XX. Tachymetrie (opgaven der tachy- metrie, veldtachymetrie, nauwkeurigheidstachymetrie, meting met een planchet); XXI. Fotogrammetrie (algemeene theorie van de uitwerking van foto's tot kaar ten, bepaling van paspunten, fotografische opnamen, toepassing der fotogram metrie t.b.v. topografische kaarten op schalen 1 5000 en kleiner, toepassing der fotogrammetrie t.b.v. kaarten op schalen 1 5000 en grooter) Ook dit deel maakt een uitermate gunstigen indruk. Degelijk behandeld is dit onderwerp! Men lette b.v. eens op de behandeling van het dubbelbeeldprisma op de bladzijden 348, 349 en 350. Zonder zich in de details te verliezen, worden toch in beginsel de zaken volledig behandeld. Het hoofdstuk over fotogram metrie is zeer eenvoudig gehouden. Het schijnt mij de bedoeling van schrijvers te zijn geweest hier speciaal te behandelen de algemeene bruikbaarheid en den lezer een indruk te geven van de plaats, die deze nieuwe methode in het vak inneemt. Deel F bestaat uit de hoofdstukken: XXII. Het Kadaster (de hypotheekbe- waring); XXIII. Landmeetkundig werk in de weg- en waterbouwkunde (be schrijving der opgaven, organisatie en uitvoering der opmetingen, uitzetten van de as en van de grenzen, uitzetten van grondwerken en van kunstwerken, uit zetten van cirkelbogen zonder gebruik van een meetkundigen grondslag, idem van cirkelbogen met overgangsbogen)XXIV. Landmeetkundig werk bij stede lijke diensten (vervaardiging van kaarten voor gemeentelijke diensten en be drijven, uitbreidingsplan, uitzetten van gebouwen); XXV. Hydrografische me tingen (peilingen, stroomsnelheidsmetingen, de sextant en de octant); XXVI. Landmeetkundig werk bij exploraties (geologische exploraties, traceeren van wegen en pijpleidingen voor exploratiedoeleinden). Het zwaartepunt van dit deel vormt het hoofdstuk XXIII. Hierin is neerge legd de ervaring van de schrijvers inzake organisatie, werkwijze en werkver- deeling van technische werken. Bij de doorlezing maakte het op mij eerst een

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1942 | | pagina 84